Examples of using "Kaça" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel hebben de tickets gekost?
Wat gaat het kosten?
Wat zal dat kosten?
Hoeveel kostte dat bier?
Hoeveel gaat dat me kosten?
Hoeveel kost het?
Hoeveel kost een fles bier?
Hoeveel kost het?
- Wat gaat het kosten?
- Hoeveel gaat het kosten?
Ik vroeg me net af wat het zou kosten om mijn auto te laten wassen en in de was te zetten.