Examples of using "Camı" in a sentence and their dutch translations:
De dief sloeg het venster aan diggelen.
Hij gooide de ruit uit.
Iemand gooide de ruit uit.
Wie heeft dit venster gebroken?
- Wie heeft de ruit gebroken? Zeg me de waarheid.
- Wie heeft het raam gebroken? Vertel de waarheid.
- Wie heeft de ruit gebroken? Zeg me de waarheid.
- Wie heeft het raam gebroken? Vertel de waarheid.
- Volgens mij heeft Tom het venster vast stukgemaakt.
- Ik denk dat het Tom was die het raam heeft gebroken.
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
Denk je dat hij de vent is die het raam heeft gebroken?
Straf hem niet omdat hij het raam gebroken heeft. Het is niet zijn fout.