Translation of "Gerçeği" in Dutch

Gerçeği anlatmak.

Ik had het idee om mijn waarheid te vertellen,

Gerçeği söyle.

- Spreek de waarheid.
- Vertel de waarheid.

Gerçeği bilemeyebilir.

Hij kan de waarheid niet kennen.

Gerçeği söylemeliydin.

Je had de waarheid moeten zeggen.

Gerçeği bilmiyorsun.

Jij kent de waarheid niet.

- Ona gerçeği söylemeliydin.
- Ona gerçeği söylemeliydiniz.

Je had hem de waarheid moeten zeggen.

- Bana gerçeği söyle.
- Bana gerçeği anlat.

Vertel me de waarheid.

- Ona gerçeği söyleyeceğim.
- Ona gerçeği anlatacağım.

Ik zeg hem de waarheid.

Gerçeği, yalnızca gerçeği söyleyeceğinize yemin eder misiniz?

Zweert u de waarheid te zeggen, de hele waarheid, niets dan de waarheid?

- Sanırım gerçeği biliyor.
- Sanırım o, gerçeği biliyor.

Ik denk dat zij de waarheid weet.

Gerçeği bilmemiz lazım.

moeten we de waarheid weten.

Bana gerçeği söyledi.

Hij vertelde me de waarheid.

O gerçeği biliyor.

Hij kent de waarheid.

O, gerçeği bilemez.

- Hij kan de waarheid niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet weten.

Yakında gerçeği bileceğiz.

We zullen weldra de waarheid weten.

Gerçeği duymak istiyorum.

Ik wil de waarheid horen.

Gerçeği bilmek istiyor.

Hij wil de waarheid weten.

Ona gerçeği söylemeliydin.

- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had hem de waarheid moeten zeggen.

Gerçeği hiç öğrenmedi.

Hij heeft de waarheid nooit ontdekt.

Zaten gerçeği biliyordum.

- Ik wist de waarheid al.
- Ik kende de waarheid al.

Gerçeği söylüyor musun?

Vertel je de waarheid?

Melanie gerçeği biliyor.

Melanie kent de waarheid.

Tom gerçeği söyleyecek.

Tom zal de waarheid spreken.

Gerçeği yok sayma.

- Steek uw kop niet in het zand.
- Steek je kop niet in het zand.

Onlara gerçeği söyle.

Vertel ze de waarheid.

Tom'a gerçeği söyle.

Vertel Tom de waarheid.

Ona gerçeği söyle.

Vertel haar de waarheid.

Bana gerçeği söylemeliydin.

Je had me de waarheid moeten zeggen.

Emily gerçeği söyledi.

Emily vertelde de waarheid.

Ben gerçeği biliyorum.

Ik ken de waarheid.

Gerçeği bilmiyor musunuz?

Weten jullie de waarheid niet?

Şimdi gerçeği biliyorum.

Nu weet ik de waarheid.

İşte, gerçeği böyle bulursunuz.

Zo kom je achter de waarheid.

Gerçeği söylemekten hiç çekinmeyin.

Aarzel niet de waarheid te zeggen.

Gerçeği bir gün öğreneceksin.

Eens zult ge de waarheid te weten komen.

Çok geçmeden gerçeği öğreniriz.

Het zal niet lang duren voordat we de waarheid weten.

O, o gerçeği yalanladı.

Hij ontkende dat feit.

O, niçin gerçeği söylemiyor?

Waarom zegt hij de waarheid niet?

O, gerçeği bizden saklıyor.

Ze houdt de waarheid voor ons achter.

Onun hakkındaki gerçeği bilmeliyim.

Ik moet de waarheid over hem weten.

Tom'un gerçeği bilmesini istiyorum.

Ik wil dat Tom de waarheid weet.

Ben sana gerçeği söylüyorum.

- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.

Gerçeği bilseydim, sana söylerdim.

Als ik de waarheid had geweten, had ik je die gezegd.

Bana gerçeği söylemeni istiyorum.

- Ik wil dat je me de waarheid vertelt.
- Ik wil dat u me de waarheid vertelt.
- Ik wil dat jullie me de waarheid vertellen.

Niçin gerçeği söylemediğini bilmiyorum.

Ik weet niet waarom je de waarheid niet verteld hebt.

- Doğruyu bilmiyorum.
- Gerçeği bilmiyorum.

Ik ken de waarheid niet.

Tom sonunda gerçeği anlattı.

Uiteindelijk vertelde Tom de waarheid.

Çok geçmeden gerçeği öğreneceğiz

We zullen weldra de waarheid weten.

Neden Tom gerçeği söylemedi?

Waarom heeft Tom de waarheid niet verteld?

Tom'un gerçeği söylemediğinden kuşkulanıyorum.

Ik vermoed dat Tom niet de waarheid vertelt.

Yarın ona gerçeği söylemeliyim.

Morgen moet ik haar de waarheid vertellen.

Sen gerçeği istediğini söyledin.

Je hebt gezegd dat je de waarheid wilde.

Tom gerçeği söylüyor mu?

Vertelt Tom de waarheid?

Bu, hayatın bir gerçeği.

Het is een levensfeit.

Neden sadece gerçeği söylemedin?

Waarom hebt ge niet gewoon de waarheid gezegd?

Bana gerçeği söyleyecek misin?

Zal je me de waarheid vertellen?

Bir gün gerçeği bileceksin.

Eens zul je de waarheid weten!

Bana gerçeği söyler misin?

Zal je me de waarheid vertellen?

Her zaman gerçeği söylemelisin.

Je moet altijd de waarheid spreken.

Gerçeği söylememi ister misiniz?

Wil je dat ik de waarheid vertel?

Şimdi bize gerçeği söyle.

Vertel ons nu de waarheid.

Onun, gerçeği bilemediği doğrudur.

Het is waar dat hij de waarheid niet kon weten.

Gerçeği biliyor gibi görünüyordu.

Hij leek de waarheid te kennen.

Tom bile gerçeği bilmiyor.

Zelfs Tom kent de waarheid niet.

Sanırım o, gerçeği biliyor.

Ik denk dat zij de waarheid weet.

Gerçeği tartışmak kişisel bir saldırıdır.

dat discussie over die feiten een persoonlijke aanval wordt.

Insanlık tarihinin en büyük gerçeği.

inderdaad het grootste feit in de menselijke geschiedenis.

Gerçeği kimse bilmiyordu gibi görünüyor.

Het schijnt dat niemand de waarheid kende.

Camı kim kırdı? Gerçeği söyle.

- Wie heeft de ruit gebroken? Zeg me de waarheid.
- Wie heeft het raam gebroken? Vertel de waarheid.

Onun neden gerçeği söylemediğini anlayamıyorum.

Ik begrijp niet waarom hij de waarheid niet zei.

Gerçeği söylemenin önemli olduğunu düşünüyorum.

Ik vind het belangrijk om de waarheid te vertellen.

Neden bize gerçeği söylemek istemiyorsun?

- Waarom wil je ons de waarheid niet vertellen?
- Waarom willen jullie ons de waarheid niet vertellen?
- Waarom wilt u ons de waarheid niet vertellen?

Neden sadece Tom'a gerçeği söylemedin?

Waarom hebt ge Tom niet gewoonweg de waarheid gezegd?

O, size gerçeği söyledi mi?

- Heeft hij je de waarheid gezegd?
- Heeft hij u de waarheid gezegd?

O, gerçeği bilen tek kişi.

Hij en alleen hij weet de hele waarheid.

Gerçeği bilmeyi gerçekten istiyor musun?

Ben je er zeker van dat je de waarheid wilt weten?

Hepimiz gerçeği bilmek için istekliyiz.

We willen allemaal graag de waarheid weten.

Tom ve Mary gerçeği bilirler.

Tom en Maria kennen de waarheid.

Tom'un gerçeği söylediğini düşünüyor musun?

Denkt ge dat Tom de waarheid zegt?

Yarın ona gerçeği anlatmam gerekecek.

Ik zal hem morgen de waarheid moeten zeggen.

Sana gerçeği söylesem iyi olur.

- Ik vertel je beter de waarheid.
- Het is beter als ik je de waarheid zeg.

Ben zaten sana gerçeği söyledim.

Ik heb jullie de waarheid al verteld.

Bana gerçeği söylemeyebileceğini fark ettim.

Ik besefte dat hij de waarheid misschien niet vertelt.

Işin kötü yanlarını, gerçeği dışa vurmak?

de modder om te woelen, om de macht uit te dagen?

Ben ona kızacak diye gerçeği söylemedim.

Ik heb hem niet de waarheid verteld, omdat ik bang was dat hij boos zou worden.

Conchita Mary'ye gerçeği söylemeye karar verdi.

Conchita besloot Mary de waarheid te vertellen.

Yarın ona gerçeği söylemek zorunda kalacağım.

Morgen moet ik haar de waarheid zeggen.

Sana gerçeği söyleyeceğim, sana yalan söyledim.

Ik zal je de waarheid vertellen: Ik heb tegen je gelogen.

Onun sekreteri gerçeği biliyor gibi görünüyor.

Zijn secretaresse lijkt de waarheid te weten.