Examples of using "çocuğumuz" in a sentence and their dutch translations:
- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.
- We hebben drie kinderen.
- Wij hebben drie kinderen.
Wij hebben drie kinderen.
- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.
- We hebben drie kinderen.
- Wij hebben drie kinderen.
Ja, we hebben twee kinderen.
En je hebt een jong, opgroeiend kind.
- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee zoons.
Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje.