Examples of using "Küçük" in a sentence and their dutch translations:
De wereld is klein.
Ze zijn klein.
Mijn familie is klein.
De vork is klein.
Tom is klein.
De boeken zijn klein.
Is het klein?
- Waar is mijn prinsesje?
- Waar is mijn kleine prinses?
Mijn kamer is erg klein.
Kijk, de kleine eieren.
Een soort grot.
Ik pak mijn potje.
We bouwen huisjes...
Ik heb geen jonge kinderen;
Het is te klein.
Het is erg klein.
Kleine meisjes huilen.
Welk dier is klein?
De kleine koelkast is smerig.
- De kamer is nogal klein.
- De kamer is vrij klein.
Ik heb kleine handen.
- Dat boek is klein.
- Dit boek is klein.
Zij heeft kleine voeten.
Mijn boot is klein.
- Het tafeltje is grijs.
- De kleine tafel is grijs.
Het is een beetje klein.
Mijn appartement is klein.
Ik heb kleine ogen.
De aarde is te klein.
Teken een kleine cirkel.
Wat is de kleinste planeet?
De kleine grot is aangeveegd en veilig.
tussen de VS en Rusland.
Kleine families trekken naar elkaar toe.
Ze namen een steentje.
Het is een kleine schorpioen.
Ze kunnen hun neus in een klein kiertje steken.
Zelfs de kleinste beestjes.
Wat is de wereld toch klein!
Dit huis is erg klein.
Ik at met mijn kleine broer.
Ze is kleiner dan ik.
Ik heb een scooter.
Kleine kinderen zijn erg nieuwsgierig.
Deze tas is niet klein.
- Is dat te klein?
- Is het te klein?
Het Perzikboompje komt uit Duitsland.
Hoe klein is het?
Hij heeft kleine voeten.
De egel is een klein dier.
Ik kan me me jou nog herinneren van toen je een klein jongetje was.
Ik mis mijn kleine zus.
De hond viel het jongetje aan.
Holland is een klein land.
Mijn kamer is echt klein.
De wereld is klein.
Maak het kleiner.
Zij wonen in een klein huis.
Luxemburg is een klein land.
Het boek is klein.
Mijn kleine teen doet pijn.
Wat is de kleinste planeet?
Tom heeft kleine handen.
Het jongetje lag in zijn bed te slapen.
Ik ben een beetje teleurgesteld.
De stad waar ik woon is relatief klein.
- Mijn jongere zus is beroemd.
- Mijn zusje is beroemd.
Dit is een klein boek.
De auto van m'n vader is kleiner dan van m'n moeder.
Het jongetje is in de dierentuin.
- Hoe gaat het met je jongere zus?
- Hoe gaat het met jouw zusje?
Ze was betoverd door zijn glimlach.
Mijn pink is opgezwollen.
Het kleine meisje kwam de kamer binnen.
Mary heeft kleine borsten.
Ik heb wat cupcakes gebakken.
Tom is een kleine jongen.
Ze is twee jaar jonger dan hij.
Mijn jonge broer kijkt tv.
Toms huis heeft een kleine keuken.
Mijn jongere broertje is televisie aan het kijken.
Moncalvo is de kleinste Italiaanse stad.
Ondanks dat het maar een klein stapje was,
ongeveer zo groot als een kinderhand.
en ik dacht aan mijn kind van twee
Een soort grot. Kijk eens.
Zie je die stukjes noot?