Examples of using "Vos" in a sentence and their dutch translations:
Jij ook.
U heeft gewonnen!
Je rookte.
Je hebt gewonnen!
Wat spaar je?
- Wij zijn bij je.
- Wij zijn het met je eens.
- Wij staan aan jouw kant.
Je weet hoe.
Ik werk voor jou.
Jij hebt gedronken. Ik rijd dus.
Ik ben gek op jou.
Zonder jou zou ik doodgaan.
Je kent mijn mening.
Ik wil bij u zijn.
- Hey, jij!
- Hé, jij daar!
U bent niet oud.
- Je weet waarom.
- U weet waarom.
- Jullie weten waarom.
Dit is een cadeau voor jou.
- Ik spreek niet met jou.
- Ik spreek niet met je.
Het spijt me heel erg voor jullie.
Ik ben niet zoals jij.
- Ben je Amerikaans?
- Bent u Amerikaans?
- Zijn jullie Amerikaans?
Ik wil hier blijven met jou.
Ik probeerde met je te praten.
Je bent een goede journalist.
Heb je gewonnen?
Ik ben gekomen om met u te spreken.
Het is te laat voor jou.
- Met mij gaat het goed. En met u?
- Het gaat goed met me. En met jou?
- Met mij gaat het goed en met jou?
Ben je klaar?
Mijn hond, gij zijt heel trouw.
Ik wil alleen maar bij jou zijn.
- Ik wil alleen u.
- Jij bent alles wat ik wil.
Als jij het zegt.
Ik wil met je meegaan.
Jij en Tom zijn toch goede vrienden?
Ben je klaar?
- Wilt u thee of koffie?
- Willen jullie thee of koffie?
- Welke heb je liever, thee of koffie?
Ik weet wat goed voor je is.
In plaats van "jij" gebruikt men gewoonlijk "gij".
Zij spreekt niet zo vlot Engels als jij.
Ik zou graag met u over de prijs willen spreken.
Tom zei dat je je haar moest laten knippen.
- Hoeveel cd's hebt ge?
- Hoeveel cd's heb je?
Zonder jou kan ik niet leven.
Ik wil met je meegaan.
Ik ben groter dan jij.
We zijn allebei erg trots op je.
Zonder jou ben ik niets.
Heb je gewonnen?
Ken jezelf.
- Ik ben zo sterk als gij.
- Ik ben net zo sterk als jij.
Kan ik op u rekenen?
- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.
- Jij wint!
- U wint!
- Jullie winnen!
- Je hebt gewonnen!
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!
- Waar bent u naar op zoek?
- Waar ben je naar op zoek?
- Waar zijn jullie naar op zoek?
- Wat zoek je?
En met jou, hoe gaat het met jou?
- Ik ben gek op jou.
- Ik ben gek op jullie.
- En met jou, hoe gaat het met jou?
- En u? Hoe gaat het met u?
Ik weet dat je weet dat ik het weet.
Hij is gek op je.
Je hebt het overleefd.
- Je speelde.
- U speelde.
- Jullie speelden.
Zonder jou kan ik niet leven.
- Ik heb een verrassing voor jou.
- Ik heb een verrassing voor u.
- Ik heb een verrassing voor jullie.
Ik heb een cadeau voor jou.
- Gij eerst.
- Jij eerst.
- Ga jij maar eerst.
- Jij mag eerst.
Dat zou ik niet doen als ik jou was.
- Je moet met mij meekomen.
- Jullie moeten met me meekomen.
- Dit is een cadeau voor jou.
- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.
Het kan me geen reet schelen wat jij denkt.
Jij en ik zijn allebei student op deze school.
Hij is sterker dan u.
Jij bent een vriend van Tom, toch?
- Ik denk de hele tijd aan jullie.
- Ik denk de hele tijd aan je.
- Zonder jou ben ik niets.
- Zonder u ben ik niets.
- Ik ben niets zonder jullie.
- Je had het beloofd.
- Je hebt het beloofd.
Nikolai Aleksejevitsj, ik moet eens ernstig met u spreken.
Als je zo goed schrijft, waarom verdien je er dan geen geld mee?
- En met jou, hoe gaat het met jou?
- En u? Hoe gaat het met u?
- En jullie? Hoe gaat het met jullie?
Ik zou willen dat er meer mensen zoals jij waren.
- Jij bent mijn vijand.
- Je bent mijn vijand.
- U bent mijn vijand.
- Dat zou ik niet doen als ik jou was.
- Ik zou het niet doen als ik jou was.