Examples of using "También" in a sentence and their dutch translations:
Ik ook.
Ja, dat ook.
Ze is ook een schoonheid.
Ook dat is waar.
- Ik denk het ook.
- Ik denk er ook zo over.
- Dat denk ik ook.
Ik ook!
Jij ook.
- Ik ook.
- Ik ook!
Hij spreekt ook Frans.
Jij ook, zoon!
Ik ga ook.
Ik hou ook van jou.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
- Ik denk het ook.
- Dat denk ik ook.
Ik dacht aan hetzelfde.
Ik ben ook leraar.
Ik wil het ook weten!
Ze is ook een schoonheid.
Ik ben ook een toerist.
er zijn ook heel wat soorten.
en wilde ze ook bedanken.
maar vereisen ook daden.
We gaan ook toekomstige toepassingen ontwikkelen
Ze krijgen ook hulp.
Komen zij ook?
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Laat ook iets voor mij over.
Ik wil het ook!
Hij heeft er ook één.
- Ik ben ook blij.
- Ik ben ook gelukkig.
Hij spreekt ook Frans.
Gij ook, Brutus?
Ik spreek ook Frans.
Spreekt zij ook Hongaars?
We hebben ook hen geholpen.
Ging Cathy ook?
Heeft u ook bier?
Ik ging ook.
Ik ga ook.
Spreek je ook Frans?
- Ga jij ook?
- Ga je ook mee?
Komt ze ook?
Ik moet ook eten.
Ik hou ook van schilderen.
Ik hou ook van schilderen.
Hij spreekt ook Russisch.
Zij kocht ook dat woordenboek.
Ik hou ook van deze kleur.
Tom wil daar ook heen gaan.
en die zeiden dat ze ook mee wilden doen.
of wanneer je mediteert,
ze wordt ook steeds meer opeengepakt
Het zorg ook voor veranderingen
En de grammatica begint ook bij te blijven.
vertel ik je nog even dit:
Ze beoordeelden ook hun emoties
Maar brengt ook gevaar.
...hebben de jachtluipaarden ook gedood.
Maar er zijn ook reuzen.
Maar ook concurrentie.
Maar pythons ook.
Maar we hebben ook water nodig.
Maar we hebben ook water nodig.
maar ik wil ook heel graag
ook loslaat'.
En, moet ik zeggen,
Je kunt nu beter weggaan.
We zijn ook naar de tempel geweest.
Verzamel jij ook munten?