Examples of using "Verlos" in a sentence and their dutch translations:
Kunt ge hen zien?
Ik wil ze zien!
Ik hoop ze te zien.
Ik wil ze weer zien.
Kunnen jullie ze zien?
Ik wil ze zien.
Die zie je maar weinig.
Kun je ze zien?
Ik ben blij jullie weer te zien.
De eieren worden achterin gelegd, in het donker. Onmogelijk te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Ik ben blij om jullie weer te zien.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Ik ben heel blij je te zien.