Examples of using "Traer" in a sentence and their dutch translations:
...en we zagen dat ze...
Wat moet ik brengen?
Ga koffie halen.
Ik zal nog een handdoek brengen.
Je mag wie je maar wilt meenemen.
Je hoeft geen lunch mee te brengen.
Ik ben vergeten m'n paraplu mee te nemen.
Ga Tom halen.
- Kan ik mijn vriend meebrengen?
- Kan ik mijn vriendin meebrengen?
Ik ben vergeten een paraplu mee te nemen.
We moeten zoet water naar Mongolië brengen...
- Kan ik nog een glas bier krijgen?
- Kan ik nog een pintje krijgen?
- Kan ik nog een biertje krijgen?
Wil je je familie meenemen naar Duitsland?
Moeten we onze woordenboeken morgen meenemen naar de les?
Wie neem je mee naar het toneelstuk?
Ik heb mijn moeder gevraagd wat ik mee moest brengen.
Zou je naar de winkel kunnen gaan en een paar eieren willen halen?
Ik heb mijn sleutels op tafel laten liggen. Wilt ge ze mij brengen?
Ik was op zoek naar wat opwinding, dus ik besloot de handboeien mee te brengen.
Ga haar medicijnen halen en een glas water.
Ga haar medicijnen halen en een glas water.