Examples of using "Conmigo" in a sentence and their dutch translations:
- Kom maar met mij mee.
- Kom met me mee.
- Kom met mij mee.
Vecht met me!
- Ze horen bij mij.
- Ze zijn bij mij.
Kom met mij mee.
- Wil je met me dansen?
- Wil je met mij dansen?
- Zou je met mij spelen?
- Zouden jullie met mij spelen?
- Zou u met mij spelen?
Wil je met me dansen?
Praat met mij!
Wie komt er met mij mee?
Kom je niet mee met mij?
- Wil je met me dansen?
- Wilt u met me dansen?
- Wil je met mij dansen?
Wil je met me trouwen?
Komen jullie met me mee?
- Je kan niet bij mij zitten.
- Je mag niet bij mij zitten.
Volgen jullie het nog?
Je komt met me mee.
Ik doe mee.
Komen jullie met me mee?
- Kom bij me liggen.
- Kom met mij naar bed.
Blijf bij mij.
Trouw met me.
- Je gaat met mij mee.
- Je komt met mij mee.
- Praat met me!
- Spreek met me!
- Ga je met me eten?
- Kom je met me eten?
Ga met me mee.
Neem contact met me op.
Kom bij me zitten.
Blijf bij me.
Kom mee!
Kom met mij mee.
Doe het met mij.
- Spreekt ge tegen mij?
- Heb je het tegen mij?
Zou je graag met me spelen?
Heb je het tegen mij?
Ben je nog steeds boos op me?
- Je moet met mij meekomen.
- Jullie moeten met me meekomen.
- Blijf met mij in contact.
- Blijft met mij in contact.
- Volgt u mij maar, als het u belieft.
- Kom met mij mee, alsjeblieft.
Hij is altijd bij mij.
Heb je het tegen mij?
Wil je met me spelen?
Spreekt ge tegen mij?
Wil je met me mee?
Praat niet tegen mij.
Wil je met me dansen?
Praat met me!
Wil je met me trouwen?
Wie komt er met mij mee?
Zou je graag met me spelen?
Wil je met mij slapen?
Hij is erg aardig voor me.
Kom speel met mij, ik verveel mij!
Kom speel met mij, ik verveel mij!
Aan zo iets doe ik niet mee!
Ge zijt te vriendelijk voor mij.
Je moet met mij meekomen.
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Ik wil dat je met me meegaat.
Spreek niet zo tegen mij!
Ga je met me mee naar de rivier?
Niemand wil met mij praten.
Kom met me dansen!
Tom is aardig tegen me.
Praat alsjeblieft met mij.
Je hebt zo weinig geduld met me.
Kom met me zwemmen.
Hij is vriendelijk tegen mij.
Jullie moeten met me meekomen.
Wil je een keertje met mij uit eten?
Ik praat tegen mezelf.
Heb je een probleem met mij?
Ben je nog steeds boos op me?