Examples of using "Sabía" in a sentence and their dutch translations:
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
Het smaakte zoet.
Ik wist het!
- Ik wist het.
- Ik heb het geweten.
Ik wist niets.
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Hij wist dat niet.
- Ik verwachtte problemen.
- Ik voorzag problemen.
- Ik verwachtte moeilijkheden.
- Ik heb problemen voorzien.
- Ik heb moeilijkheden voorzien.
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
"Dat wist ik al wel."
Ik wist het niet.
Ik wist niets.
Ik wist wel dat je zou komen.
- Niemand wist het.
- Niemand wist dat.
Tom wist iets.
Dat wist ik niet.
Iedereen wist het.
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
Niemand wist waar ze was.
Ik wist dat je dat ging vragen.
De melk smaakte slecht.
Ik wist niet wat te doen.
Hij kon Frans spreken.
Ik wist niet dat je zou komen.
Niemand wist wat hij moest zeggen.
Hij wist dat niet.
Hij wist dat niet.
Ik wist dat je leefde.
Ik wist dat je honger zou hebben.
Ik kon geen Frans spreken.
Ik wist dat je het niet zou begrijpen.
Die man wist te veel.
Niemand wist waar ze was.
Ik wist niet wat te denken.
- Hij sprak alleen Duits.
- Hij kon alleen Duits spreken.
Ik wist dat hij zou accepteren.
Ik wist niet dat je zou komen.
Ik wist niet waar ik heen moest gaan.
- Ik wist het niet, dat ie daar was.
- Ik wist niet dat hij daar was.
- Ik wist niet dat je een kat had.
- Ik wist niet dat jij een kat had.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
maar omdat hij wist
- De vis smaakte als zalm.
- De vis smaakte naar zalm.
Ik wist dat ik geobserveerd werd.
Ik wist niet dat je druk was.
Ik wist dat ik op je kon rekenen.
- Ik wist niet dat je een tandarts was.
- Ik wist niet dat u een tandarts was.
Ik wist dat hij loog.
Ik wist dat ik moest komen.
Ik wist dat Tom hier was.
Ik wist dat Tom getrouwd was.
Ik wist dat Tom verlegen was.
Tom zei dat hij het niet wist.
Ik wist dat Tom dood was.
Ik wist niet waar het vandaan kwam.
Ik wist niet goed wat te doen.
Ik wist niets van uw plan.
Ik wist dat je Australië leuk zou vinden.
Ik wist niet wat te doen.
Ik wist dat je naar huis zou komen.
Ik wist niet dat ge zo goed kondt koken.
In het begin wist ik niet wat te doen.
Het schijnt dat niemand de waarheid kende.
Ze wist dat John van haar hield.
Hij antwoordde dat hij het niet wist.
Hij wist het vanaf het begin.
John kon geen gitaar spelen.
- Ik wist niet dat hij er was.
- Ik wist het niet, dat ie daar was.
- Ik wist niet dat hij daar was.