Examples of using "¿vuelan" in a sentence and their dutch translations:
De vogels vliegen.
Sommige vissen vliegen.
Vlieg je vaak?
Verdovingspijlen vliegen.
Vogels vliegen lange afstanden.
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Ze observeerde hoe vlinders vliegen.
Vogels vliegen in de lucht.
- Vlieg je vaak?
- Vlieg je regelmatig?
- Vliegt u regelmatig?
Vogels vliegen met hun vleugels.
De vogels vliegen boven de bomen.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
De vogels vliegen hoog in de lucht.
Er vliegen veel vlinders rond de planten.
Struisvogels vliegen niet omdat ze zeer korte vleugels hebben.
In de winter vliegen de droge bladeren in de lucht rond.
Die vogels bouwen in de zomer hun nest en vliegen in de winter naar het zuiden.