Examples of using "рыбачить" in a sentence and their dutch translations:
- Zij houdt van vissen.
- Hij houdt van vissen.
- Zij houdt erg van vissen.
Zij houdt van vissen.
- Tom is dol op vissen.
- Tom houdt van het vissen.
Hij houdt van vissen.
Tom houdt van vissen.
Het is tijd voor vis. O, ja.
Hij ging vissen in de rivier.
Bill gaat om de dag vissen.
Tom gaat dikwijls naar de rivier om te vissen.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Ik ging vissen in de rivieren in de botanische tuinen.
Mijn vader gaat dikwijls vissen in de nabijgelegen rivier.
Hij ging vissen.
- Zij blikken vis in.
- Zij kunnen vissen.
Zij gingen vissen.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
Ze gingen gisteren vissen.