Examples of using "позвать" in a sentence and their dutch translations:
Moeten we hem opbellen?
Moeten we haar opbellen?
Ik denk dat je Tom moet roepen.
Ik moet ze bellen.
We gaan Tom en Mary uitnodigen voor ons Halloweenfeestje.
Ik denk dat je Tom moet roepen.
Waarom probeerde je Tom niet te bellen?
We moeten hem bellen.
Als je naar Rio komt, vergeet dan niet mij te bellen en te vragen om jouw gids te zijn.
- Ik denk dat je Tom moet roepen.
- Ik denk dat je Tom moet opbellen.