Examples of using "останусь" in a sentence and their dutch translations:
Ik zal blijven.
Ik blijf vandaag thuis.
- Ik blijf in het huis vandaag.
- Ik zal vandaag thuisblijven.
- Ik blijf vandaag thuis.
Ik denk dat ik hier blijf.
Ik zal daar blijven.
- Ik zal vandaag thuisblijven.
- Ik blijf vandaag thuis.
Ik blijf thuis.
Ik blijf hier niet alleen.
Als het regent, blijf ik.
Ik zal niet bij jullie blijven.
Ik blijf tot het einde.
Morgen blijf ik thuis.
Ik denk dat ik hier blijf.
Ik blijf bij haar.
Ik zal misschien blijven.
- Ik zal vandaag thuisblijven.
- Ik blijf vandaag thuis.
Ik blijf vandaag thuis.
Maak je geen zorgen. Ik blijf bij je.
Ja, ik zal waarschijnlijk thuis blijven.
Ik zal blijven.
Ik zal hier een hele maand blijven.
Ik zal thuis blijven.
Ik blijf hier drie maanden.
- Mag ik blijven?
- Kan ik blijven?
Ik zal hier meerdere dagen blijven.
Ik blijf bij je.
Ik blijf hier tot je terugkomt.
Ik blijf liever thuis dan dat ik alleen ga.
- Mag ik blijven?
- Kan ik blijven?
Wat een snertweer vandaag! Ik blijf lekker binnen.
Ik voel me vandaag niet goed en wil liever thuis blijven.
Ik zal daar tot zes uur blijven.
Ik heb zoveel werk dat ik nog een uur blijf.
Ik blijf hier tot je terugkomt.
- Ik blijf hier tot ge terugkomt.
- Ik blijf hier tot je terugkomt.
- Ik wacht hier op je tot je terugkomt.
Ik blijf hier totdat hij aankomt.
- Ik blijf hier tot tien uur.
- Ik zal hier tot tien uur zijn.
Ik blijf bij je thuis totdat Tom aankomt.