Translation of "Враг" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Враг" in a sentence and their dutch translations:

- Враг слушает!
- Враг подслушивает!

Vijandelijke luistervinken!

- Враг ослаб.
- Враг ослабел.

De vijand is zwak geworden.

- Ты наш враг?
- Вы наш враг?
- Вы нам враг?
- Ты нам враг?

Ben jij onze vijand?

- Ты мой враг.
- Вы мой враг.

- Jij bent mijn vijand.
- Je bent mijn vijand.
- U bent mijn vijand.

- Я не твой враг.
- Я тебе не враг.
- Я вам не враг.

Ik ben niet je vijand.

- Враг врага — друг.
- Враг моего врага - мой друг.

Een vijand van een vijand is een vriend.

- Я тебе не враг.
- Я вам не враг.

Ik ben niet je vijand.

Неосторожность - злейший враг.

Onvoorzichtigheid is de grootste vijand.

Враг врага — друг.

De vijand van een vijand is een vriend.

Лучшее - враг хорошего.

- Het betere is de vijand van het goede.
- Het onderste uit de kan willen halen.

Зависть - враг дружбы.

Jaloezie is een vijand van vriendschap.

Том - наш враг.

Tom is onze vijand.

Ты наш враг?

Ben jij onze vijand?

- Враг напал на нас ночью.
- Враг атаковал нас ночью.

De vijand viel ons 's nachts aan.

Он нам не враг.

Hij is niet onze vijand.

Я вам не враг.

Ik ben niet je vijand.

Друг ты или враг?

Ben jij vriend of vijand?

Друг сегодня — враг завтра.

Een vriend vandaag is morgen een vijand.

Враг моего врага - мой друг.

De vijand van mijn vijand is mijn vriend.

Я знаю, кто мой враг.

Ik weet wie mijn vijand is.