Translation of "врага" in Dutch

- Враг врага — друг.
- Враг моего врага - мой друг.

Een vijand van een vijand is een vriend.

Враг врага — друг.

De vijand van een vijand is een vriend.

Они атаковали врага.

Ze vielen de vijand aan.

Они неожиданно атаковали врага.

Ze voerden een verrassingsaanval uit op de vijand.

Враг моего врага - мой друг.

De vijand van mijn vijand is mijn vriend.

Мы попали в руки врага.

We zijn in handen van de vijand gevallen.

- Они атаковали противника.
- Они атаковали врага.

Ze vielen de vijand aan.

Два врага стояли лицом к лицу.

- De twee vijanden stonden oog in oog.
- De twee vijanden stonden recht tegenover elkaar.

Мы должны объединиться, чтобы победить врага.

We moeten ons verenigen om de vijand te verslaan.

- Мы победили врага.
- Мы одержали победу над врагом.

Wij versloegen de vijand.

Наше войско напало на врага в ночное время.

Ons leger viel 's nachts de vijand aan.

- Они сделали засаду для врага.
- Они устроили врагу засаду.

Ze voerden een verrassingsaanval uit op de vijand.

...упустить приближающегося врага слишком легко. Возможно, такой шанс львице едва ли еще представится.

...worden naderende vijanden snel over het hoofd gezien. Dit vormt de beste kans voor de leeuwin.