Examples of using "Большой" in a sentence and their dutch translations:
Dat huis is groot.
De wereld is groot.
De beer is groot.
Tom is groot.
Hoe groot?
Ze heeft een grote neus.
- Is jouw huis groot?
- Is uw huis groot?
Tom is een groot bewonderaar van u.
Ik ben een grote fan van golf.
Een grote afgrond.
Dit duidt op een grote vooruitgang.
Hij is een grote jongen.
Tokio is een grote stad.
Groot of klein?
Mijn huis is groot.
Het is tamelijk groot.
Hoe groot is het?
Hij is een grote lafaard.
Dat huis is groot.
Jouw huis is groot.
Dit is een groot huis.
Dat huis is groot.
Boston is een grote stad.
Het is een groot plan.
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
Wat een groot huis heb je!
- Jouw huis is groot.
- Uw huis is groot.
- Jullie huis is groot.
- Die club is veel te groot.
- Die knuppel is veel te groot.
Ze hebben een groot huis.
- Ze hadden schrik van de grote hond.
- Ze waren bang voor de grote hond.
- Tom heeft een heel grote penis.
- Tom heeft een grote penis.
New York is een grote stad.
De storm veroorzaakte veel schade.
- Tom heeft een enorme lul.
- Tom heeft een grote penis.
Tom is een grote fan van Chopin.
Het huis van Tom is heel groot.
Ik kom uit een groot gezin.
Het was een grote explosie.
De wereld is groot.
Het leven is één groot circus.
Pelikanen hebben grote snavels.
Er is een grote supermarkt bij mij in de buurt.
Twintig jaar is een lange tijd.
Ik heb een groot huis.
Tokio is een heel grote stad.
De Atlantische Oceaan is heel groot.
De regio is groot, maar dunbevolkt.
Er werd een grote brug over de rivier gebouwd.
Om de hoek reed een grote vrachtwagen.
in een wereld die veel te groot aanvoelde voor mij.
Het leven van Napoleon was een groot drama.
De storm heeft zware schade toegebracht aan de oogst.
Hij is een grote man in de journalistiek.
Omdat het te groot is.
De storm heeft zware schade toegebracht aan de oogst.
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
Tokio is de grootste stad in Japan.
Hij werkt voor een grote fabriek.
Tom overhandigde Mary een grote envelop.
We hebben een grote supermarkt.
Dat kan een groot probleem worden.
Hij heeft een lange ervaring in lesgeven.
Tom werkt voor een grote firma.
Dit huis is niet heel groot.
Het huis van Tom is heel groot.
Wat een groot huis heb je!
Mijn huis is te groot.