Translation of "Presente" in Dutch

0.020 sec.

Examples of using "Presente" in a sentence and their dutch translations:

- Eu estarei presente.
- Estarei presente.

Ik zal er zijn.

Esteja presente.

Wees aanwezig.

Estar presente.

Wees aanwezig.

Ninguém estava presente.

- Niemand was aanwezig.
- Er was niemand.

Obrigado pelo presente.

- Bedankt voor je cadeau.
- Dank je voor het cadeau.

Tom está presente.

Tom is aanwezig.

- Eu te comprei um presente.
- Comprei um presente para você.

- Ik heb een cadeau voor je gekocht.
- Ik heb een cadeau voor u gekocht.
- Ik heb een cadeau voor jullie gekocht.

Não é um presente.

Het is geen cadeau.

- Eu não posso aceitar este presente.
- Não posso aceitar este presente.

Ik kan dit geschenk niet aanvaarden.

- Eu insisto que você esteja presente.
- Insisto em que estejas presente.

- Ik sta erop dat je aanwezig bent.
- Ik sta erop dat u aanwezig bent.

- Este é um presente para você.
- Este presente é para você.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.

- Ela lhe deu um presente.
- Ela deu um presente para ele.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

- Eu tenho um presente para você.
- Tenho um presente para você.

Ik heb een cadeau voor jou.

Este presente é para você.

Dit is een cadeau voor jou.

Ele me deu um presente.

Hij gaf me een cadeau.

Ninguém estava presente na reunião.

- Niemand was bij de bijeenkomst aanwezig.
- Niemand was bij de vergadering aanwezig.

Ele aceitou o meu presente.

- Hij nam mijn cadeau aan.
- Hij accepteerde mijn cadeau.

Estarei presente na próxima reunião.

Ik zal de volgende vergadering bijwonen.

Não abra o presente ainda.

Pak het cadeau nog niet uit.

Agradeci-lhe o belo presente.

- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.

Obrigado pelo presente de Natal.

Bedankt voor het kerstcadeau.

O pai nunca está presente.

De vader is nooit aanwezig.

Ele está presente na reunião.

Hij is aanwezig op de vergadering.

- Tom comprou um presente para Mary.
- O Tom comprou um presente para Mary.

Tom kocht een cadeautje voor Mary.

- Meu tio me deu um presente.
- O meu tio me deu um presente.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

- Tom comprou um presente para Mary.
- O Tom comprou um presente para Mary.
- O Tom comprou um presente para a Mary.

- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

- Isto é um presente para o senhor.
- Isto é um presente para a senhora.

- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

- Tom comprou um presente para Mary.
- O Tom comprou um presente para a Mary.

Tom kocht een cadeautje voor Mary.

O compromisso tem de estar presente

Je moet toegewijd zijn...

Tom trouxe um presente para Mary.

Tom bracht een cadeau voor Mary.

É o presente de Natal dele.

- Het is zijn kerstcadeau.
- Het is zijn kerstcadeautje.

Ele deu um presente à namorada.

Hij gaf een cadeau aan zijn vriendin.

Eu insisto que você esteja presente.

- Ik sta erop dat je aanwezig bent.
- Ik sta erop dat u aanwezig bent.

Eu vou te dar um presente.

Ik zal je een cadeau geven.

Este é um presente para você.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

Cada membro do clube estava presente.

Elk lid van de club was aanwezig.

Tenho um ótimo presente para te dar.

- Ik heb een leuk cadeau voor je.
- Ik heb een leuk cadeau voor u.
- Ik heb een leuk cadeau voor jullie.

Seu presente é uma garrafa de vinho.

Zijn geschenk is een fles wijn.

Deu-me um belo presente de Natal.

Hij gaf mij een aardig kerstcadeau.

Quando e onde você recebeu o presente?

- Waar en wanneer heb je het cadeau gekregen?
- Waar en wanneer heb je het geschenk gekregen?

Tom comprou um presente para a filha.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

O meu tio deu-lhe um presente.

Mijn oom gaf hem een geschenk.

Tom comprou para Mary um presente legal.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

Ela ganhou um presente de seu namorado.

Ze kreeg een cadeau van haar vriend.

Comprei-lhe um belo presente de Natal.

Ik heb een mooi kerstcadeau voor haar gekocht.

Eu não comprei nenhum presente de Natal.

- Ik heb geen kerstcadeautjes gekocht.
- Ik heb geen kerstcadeaus gekocht.

- Meu avô me deu um presente de aniversário.
- O meu avô me deu um presente de aniversário.

- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeau gegeven.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeautje gegeven.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeau.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.

Quero dar uma planta de presente para Mamãe.

Ik wil een plant aan mama geven.

Esta boneca é um presente de minha tia.

Deze pop is een geschenk van mijn tante.

Ganhei um presente de aniversário do meu vô.

Ik heb een cadeau gehad van mijn opa voor mijn verjaardag.

Estou procurando um presente para a minha mãe.

Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.

Ele escolheu um presente de natal para ela.

Hij koos een kerstcadeau voor haar uit.

O que você ganhou de presente neste Natal?

- Wat heb je dit jaar met Kerstmis gekregen?
- Wat hebt u dit jaar met Kerstmis gekregen?
- Wat hebben jullie dit jaar met Kerstmis gekregen?

Essa boneca é um presente da minha tia.

Deze pop is een geschenk van mijn tante.

Tom comprou um presente de Natal para Mary.

Tom kocht Maria een kerstcadeau.

Tom escolheu um presente de Natal para Mary.

Tom koos een kerstcadeau voor Maria.

- Este é o presente mais bonito que já ganhei.
- Este é o presente mais bonito que eu já ganhei.

Dat is het mooiste cadeautje dat ik ooit gekregen heb.

- Em vez de ir pessoalmente, eu mandei um presente.
- Em vez de ir eu mesmo, eu enviei um presente.

In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een geschenk.

Ele esqueceu que tinha comprado um presente para ela.

Hij vergat dat hij een cadeau voor haar had gekocht.

Em vez de ir pessoalmente, eu mandei um presente.

In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een geschenk.

Comprei uma caneta de presente para o seu aniversário.

Ik heb een pen als cadeau voor je verjaardag gekocht.

Este é o presente mais bonito que já ganhei.

Dat is het mooiste cadeautje dat ik ooit gekregen heb.

Eu realmente gostei do presente que você me deu.

Ik was echt blij met het cadeau dat je me gaf.

Você não acha estranho que ele não esteja presente?

Vind je het niet vreemd dat hij er niet is?

O que o seu amigo lhe deu de presente?

Wat heeft je vriend je cadeau gegeven?

Gostaria de lhe dar um presente pelo seu aniversário.

Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.

Ela me deu um livro de presente de Natal.

Ze gaf me een boek voor Kerstmis.

Tê-lo-ia perguntado, mas ele não estava presente.

Ik zou het hem gevraagd hebben, maar hij was niet aanwezig.

Tom não esperava da Mary um presente tão bom.

Tom verwachtte zo'n mooi cadeau niet van Mary.

Obrigado pelo presente que você deu ao meu filho.

- Bedankt voor het cadeau dat je mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat u mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat jullie mijn zoon hebben gegeven.

Um par de brincos é um belo presente para ela.

Een paar oorbellen is een leuk cadeau voor haar.

Sobre maneiras de se conectar socialmente sem estar presente fisicamente.

...over manieren om deel te nemen aan sociale kringen zonder er lichamelijk te zijn.

Use o tempo presente, preveja o futuro, recorde o passado.

Gebruik de tijd nu, voorzie de toekomst, en herinner u het verleden.

O presente é a única realidade e a única certeza.

Het heden is de enige werkelijkheid en de enige zekerheid.

Este é o presente mais maravilhoso que eu já recebi.

Dit is het mooiste geschenk dat ik ooit gekregen heb.

Eu ainda não comprei um presente de Natal para você.

- Ik heb nog geen kerstcadeau voor je gekocht.
- Ik heb nog geen kerstcadeau voor u gekocht.
- Ik heb nog geen kerstcadeau voor jullie gekocht.

Deixe o passado para trás e preocupe-se com o presente.

Laat het verleden achter je en zorg je maar voor het heden.