Examples of using "Sua" in a sentence and their dutch translations:
- Maak uw keuze.
- Maak je keuze.
- Maak jullie keuze.
Node zullen wij hem missen.
Jij bent aan de beurt.
Ik mis je.
Ik waardeer uw familie.
- Is dat jouw moeder?
- Is dat je moeder?
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is goed.
- Is uw school ver van uw huis?
- Is je school ver weg van je huis?
Maak je bed op.
Bedankt dat je gekomen bent.
Je bent aan zet.
Ik begreep zijn grap niet.
- Wij hebben uw hulp nodig.
- We hebben jouw hulp nodig.
- We hebben jullie hulp nodig.
Het is jouw beurt, Tom.
Hoe gaat het met je zus?
- Ik ken jouw taal.
- Ik ken jullie taal.
- Stel je vraag.
- Stel jullie vraag.
- Op uw gezondheid!
- Op je gezondheid!
Ik heb uw hulp nodig.
Ik mis je.
Ik aanvaardde zijn voorstel.
Op je gezondheid!
Hier is jouw biertje.
Waar is je school?
- Uw dochter is aan de drugs.
- Je dochter gebruikt drugs.
- Dit is allemaal jouw fout.
- Het is allemaal jouw schuld.
- Dit is allemaal jouw schuld.
- Dit is allemaal jullie schuld.
Is zij uw zuster?
- Ik wil uw mening.
- Ik wil je mening.
Hoe oud bent u?
Hij praatte over haar ziekte.
Je beeldt het je maar in.
Bedankt voor je hulp.
Jij hebt het voor het zeggen. Jij bepaalt.
- Waar is jouw huis?
- Waar is uw huis?
- Waar is jullie huis?
- Kan ik jouw schaar lenen?
- Kan ik uw schaar lenen?
- Kan ik jullie schaar lenen?
Hij praatte over haar ziekte.
Was zij niet jouw vriendin?
Hoe gaat het met jullie moeder?
Hier is jouw tas.
- Dit is uw sleutel.
- Dit is jouw sleutel.
- Dit is jullie sleutel.
- Dit is je sleutel.
Wat aardig van u!
Erg bedankt voor uw brief.
- Hoe gaat het met de familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
- Het is jouw schuld.
- Het is uw schuld.
- Het is jullie schuld.
Jij bent de baas.
Ik bewonder je vechtlust.
Jij mag beslissen.
Aan jou de keus.
En door jou.
- Jij bent aan de beurt.
- Jij bent.
Ik bewonder je moed.
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.
- Ik verwacht jouw hulp.
- Ik verwacht uw hulp.
- Ik verwacht jullie hulp.
- Ik wil je mening.
- Ik wil jullie mening.
- Doe je rechtermouw omhoog.
- Rol je rechtermouw omhoog.
Mary straalde van geluk.
Je stropdas zit scheef.
- Zijn verhaal klinkt raar.
- Zijn verhaal klinkt vreemd.
Zijn mop was geweldig.
Ik vond haar moeder dood.
Hoe is het met uw familie?
- Hij houdt zijn woord.
- Hij houdt zich aan zijn woord.
Ik wacht op je hulp.
- Uw dochter is aan de drugs.
- Je dochter gebruikt drugs.