Examples of using "época" in a sentence and their dutch translations:
Toen was ik student.
Dit is het broedseizoen.
Toen was ik student.
Toen was ik student.
Ik was toen in Canada.
In die tijd waren er nog geen computers.
Tom was toen dertien.
Tom was toen dertien.
- Toentertijd was ik uiterst naïef.
- Destijds was ik uiterst naïef.
Je was zo jong in die tijd.
Maria was mijn vriendin in die tijd.
De acteurs verschenen in historische kostuums.
Toen waren we jonger.
Mexico was toen nog niet onafhankelijk van Spanje.
Veel dieren scheiden sterke geuren af tijdens het paarseizoen.
Dit is waarschijnlijk... ...uit de tijd van de goudzoekers.
Ze leefden ongeveer in dezelfde tijd in het begin van de 6e eeuw.
Er was een tijd dat ik het gewoon was om iedere ochtend te joggen.
Het was dus een jongen van tien jaar.
In die tijd verdiende ik niet genoeg om mijn familie te onderhouden.
De ijstijd was een tijd waarin wolharige mammoeten op de aarde rondzwierven.
Tom werkte destijds voor ons.
De maand voor Kerstmis is een zeer drukke tijd van het jaar voor de winkels.