Examples of using "Tańczyć" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil dansen.
Hou je van dansen?
Ze begonnen te dansen.
Ik dans graag.
Ik kan niet dansen.
- We zullen dansen.
- We gaan dansen.
Tom begon te dansen.
Je kan dansen, nietwaar?
Vanavond gaan we dansen.
Zij wil dansen.
Ik wil dansen.
Vanavond gaan we dansen.
Bovendien kan ik niet dansen.