Translation of "Lubię" in Dutch

- Lubię oba.
- Lubię obie.

Ik hou van alle twee.

- Nie lubię jajek.
- Nie lubię jaj.

- Ik heb niet graag eieren.
- Ik haat eieren.

Lubię mangi.

Ik hou van manga's.

Lubię spać.

Ik hou van slapen.

Lubię tenis.

Ik hou van tennis.

Lubię podróżować.

Ik hou van reizen.

Lubię pływać.

Ik hou van zwemmen.

Lubię czytać.

Ik lees graag.

Lubię słońce.

- Ik hou van de zon.
- Ik ben dol op de zon.
- Ik ben gek op de zon.

Lubię zimę.

Ik hou van de winter.

Lubię konie.

- Ik hou van paarden.
- Ik houd van paarden.

Lubię kawę.

Ik hou van koffie.

Lubię sport.

Ik hou van sport.

Lubię matematykę.

- Ik vind wiskunde leuk.
- Ik hou van wiskunde.

Lubię bakławę.

Ik hou van baklava.

Lubię jazz.

Ik hou van jazz.

Lubię czekoladę.

Ik hou van chocolade.

Lubię windsurfing.

- Ik hou van windsurfen.
- Ik vind windsurfen leuk.

Lubię psy.

Ik hou van honden.

Lubię języki.

- Ik hou van talen.
- Ik hou van talen!

Lubię tort.

- Ik eet graag taart.
- Ik hou van gebak.

Lubię podróże.

Ik reis graag.

Lubię pływanie.

Ik hou van zwemmen.

Lubię śpiewać.

Ik zing graag.

Lubię pracować.

Ik werk graag.

Lubię chodzić.

Ik wandel graag.

Lubię herbatę.

- Ik hou van thee.
- Ik lust thee.

Lubię koty.

Ik hou van katten.

Lubię dzieci.

Ik hou van kinderen.

Lubię piwo.

Ik hou van bier.

Lubię pizze.

Ik hou van pizza.

Lubię pociągi.

Ik vind treinen leuk.

Lubię go.

Ik vind hem leuk.

Lubię wyzwania.

- Ik houd wel van een uitdaging.
- Ik hou wel van een uitdaging.

Lubię sashimi.

Ik hou van sashimi.

Lubię Cię.

- Ik zie u graag.
- Ge valt in mijn smaak.
- Ik vind je leuk.

Lubię lody.

- Ik hou van ijs.
- Ik ben gek op ijs.

Lubię śnieg.

Ik hou van sneeuw.

Lubię cię.

- Ge valt in mijn smaak.
- Ik vind je leuk.
- Ik vind jou leuk.

Lubię jeżyny.

Ik hou van bramen.

Lubię jabłka.

Ik hou van appels.

Lubię słodycze.

- Ik hou van bonbons.
- Ik hou van snoepjes.
- Ik hou van snoep.

Lubię ostrygi.

Ik hou van oesters.

Lubię kajakarstwo.

Ik vind kanoën leuk.

Lubię tańczyć.

Ik dans graag.

Lubię maliny.

Ik hou van frambozen.

- Lubię też malować.
- Ja też lubię malarstwo.

Ik hou ook van schilderen.

- Lubię grać w baseball.
- Lubię grać w baseballa.

- Ik houd ervan honkbal te spelen.
- Ik hou ervan honkbal te spelen.

Lubię muzykę rockową.

- Ik hou van rockmuziek.
- Ik hou van rock.
- Ik vind rockmuziek leuk

Bardzo lubię pizzę.

- Ik hou heel erg van pizza.
- Ik hou echt van pizza.

Nie lubię kawy.

Ik hou niet van koffie.

Nie lubię sushi.

Ik hou niet van sushi.

Nie lubię szkoły.

Ik vind school niet leuk.

Lubię jeść jabłka.

Ik eet graag appels.

Nie lubię wiosny.

Ik hou niet van de lente.

Lubię czytać książki.

Ik lees graag boeken.

Lubię podróżować pociągiem.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

Nie lubię czekolady.

Ik hou niet van chocolade.

Lubię tego psa.

Ik houd van deze hond.

Lubię gry wideo.

Ik hou van videospelletjes.

Lubię ich wszystkich.

Ik vind ze allemaal leuk.

Najbardziej lubię lato.

Ik hou het meest van de zomer.

Bardzo lubię pomarańcze.

Ik hou erg veel van sinaasappels.

Nie lubię horrorów.

Ik hou niet van griezelfilms.