Examples of using "Chcę" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil dansen.
Ik wil het zien.
Ik wil hier niet rondhangen. Ik wil naar beneden.
Ik wil dansen.
Ik wil jou.
Ik wil leven.
Ik wil een advocaat.
Ik wil gaan.
Ik wil kinderen hebben.
Ik wil sterven.
- Ik wil een ijsje.
- Ik heb zin in een ijsje.
Ik wil winnen.
Ik wil geld.
Ik wil een gitaar.
Ik wil dit.
Ik wil veel.
Ik wil water.
Ik wil er eentje!
Ik wil het ook!
Ik wil het niet meer.
Ik wil in Australië wonen.
Ik wil iets zoets.
Jij bent alles wat ik wil.
Ik wil geen vlees.
Ik wil een tovenaar zijn.
Ik wil veel meer.
Ik wil iets eten.
Ik wil de reden weten.
Ik wil niets.
Ik wil ijs eten.
Ik wil een boek schrijven.
Ik wil dat proberen.
Ik wil niet leven.
- Ik wil daarheen gaan.
- Ik wil daarnaartoe gaan.
- Ik wil dat je blijft.
- Ik wil dat jij blijft.
Ik wil het niet vergeten.
Ik wil u bezoeken.
- Ik wil dat je gaat.
- Ik wil dat u gaat.
- Ik wil dat jullie gaan.
Ik wil weten waarom.
Ik wil het niet meer.
- Ik wil jullie niet.
- Ik wil je niet.
Ik wil niet gaan.
Ik wil niet zwemmen.
Ik wil een filmpje pakken.
Ik wil die kat.
Ik wil een nieuwe hond.
Ik wil het hebben.
Ik wil rijk zijn.
Ik wil hetzelfde.
Ik wil die tas.
Ik wil het opeten.
Ik wil je zoenen.
Ik wil een mango eten.
Ik wil niet eten.
Ik wil hem verrassen.
Ik wil zeker helpen.
Ik wil dat je een liedje zingt.
Ik wil niet werken.
Ik wil je zien.
Ik wil dat je dit boek leest.
- Ik wil dat je me de waarheid vertelt.
- Ik wil dat u me de waarheid vertelt.
- Ik wil dat jullie me de waarheid vertellen.
Als ik later groot ben, wil ik koning worden.
Ik wil niet zeggen 'het publiek',
Ik wil niet opgeven.
Ik wil in het buitenland studeren.
Ik wil dat hij dit leest.
Maar ik wil niet.
Ik wil tafelvoetballen.
Begrijp je wat ik wil zeggen?
Ik wil graag Frans leren.
Ik wil een plant aan mama geven.
- Ik wil alleen maar helpen.
- Ik wil gewoon helpen.
Ik wil niet neergeschoten worden.
Ik wil niet dat je je zorgen maakt.
Ik wil niet liegen tegen Tom.
Ik wil in Boston wonen.
Ik wil Hebreeuws leren.
Ik wil een eigen kamer.
Ik wil niet scheiden.
Ik wil tijd in plaats van geld.
Ik wil Duits spreken.
Ik wil betalen met een kredietkaart.
Ik wil naar Amerika gaan.
Ik wil niet meer.
- Ik wil naar huis.
- Ik wil naar huis gaan.
Ik wil naar Duitsland gaan.
Ik wil dat Tom verliest.