Examples of using "Dziś" in a sentence and their dutch translations:
- Dat is genoeg voor vandaag.
- Genoeg voor vandaag.
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Vandaag heb ik een goede eetlust.
Het is verschrikkelijk koud vandaag.
Hoe voelt ge u vandaag?
Vandaag is het mooi weer.
- Ik zit vandaag met een kater.
- Ik heb vandaag een kater.
Ik heb vandaag een vergadering.
Het is woensdag.
Vandaag heb ik een goede eetlust.
Wat is het vandaag heet, hè?
Vanavond gaan we dansen.
Vandaag is het zonnig.
Ik heb het druk vandaag.
Het regent vandaag.
- Het is vandaag zondag.
- Vandaag is het zondag.
- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.
Dat is genoeg voor vandaag.
Het is winderig vandaag.
Ik ga nu vertellen over iets
Als wij vandaag zouden verdwijnen,
Vandaag is de hoorn een statussymbool voor rijken.
Vanavond is er genoeg voor iedereen.
en de demonstraties zijn nooit meer opgehouden,
De buschauffeurs zijn vandaag in staking.
- Ik ben deze nacht vrij.
- Ik ben vanavond vrij.
Vandaag heb ik Esperantocursus.
Ze zien er vandaag gelukkig uit.
Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.
Dat is genoeg voor vandaag.
Wat was je vanochtend aan het doen?
Vandaag zullen we thuis zijn.
Vandaag hou ik van de hele wereld.
Hij keert vandaag terug uit Sydney.
De nieuwe meubels zijn vandaag gekomen.
We zijn vandaag thuis.
Ik ben vandaag heel druk bezig.
Wat eten we vanavond?
- Ben je vanavond vrij?
- Bent u vanavond vrij?
- Zijn jullie vanavond vrij?
- Vanavond heb ik tijd.
- Ik ben deze nacht vrij.
- Ik ben vanavond vrij.
- Vandaag is het uw verjaardag.
- Vandaag is je verjaardag.
- Hij heeft zich overslapen deze morgen.
- Hij heeft zich vanmorgen verslapen.
Wat hebt ge vandaag gedaan?
Welke dag is het vandaag?
Het is verschrikkelijk koud vandaag.
Wat eten we vanavond?
Ik ben vandaag naar de tandarts geweest.
Laten we het vandaag hierbij houden.
Ik ben erg moe vandaag.
- Ik blijf in het huis vandaag.
- Ik blijf vandaag thuis.
Wat ga je vandaag doen?
Het is vannacht mooi weer.
Wie werkt vanavond?
Ik heb een bestelling voor vandaag.
Hij werd vanochtend vroeg wakker.
Zij werd vanochtend vroeg wakker.
- Vandaag past niet voor mij.
- Vandaag komt mij niet goed uit.
Ik heb vandaag geen ontbijt gegeten.
Vandaag is er geen les.
Tom overleed vanmorgen.
Vandaag is het 18 juni en het is de verjaardag van Muiriel!
van levende dieren die afstammen van de dinosauriërs.
En waar ik vanavond naar zoek is een schorpioen.
Maar de grote vraag waar we vandaag voor staan is deze:
Vanavond gaan we naar de kerk.
Laten we vanavond samen uitgaan.
Vandaag zijn de verkiezingen in Polen.
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Ik bel je later vandaag.
Gisteren was het kouder dan vandaag.
Je kunt vandaag vrij nemen.
- Telefoneer mij deze avond.
- Bel me vanavond.
- Kan je vanavond komen dineren?
- Kunt u vanavond komen dineren?
Blijft ge thuis vanavond?
Ik zou iets anders willen doen vandaag.
Hoe voelt ge u vandaag?