Examples of using "Rozmawialiśmy" in a sentence and their dutch translations:
We praatten verder.
- We spraken elkaar aan de telefoon.
- We hebben gebeld.
We spraken over de test van gisteren.
We spraken onder meer over het weer.
Denk aan wat we gisteren besproken hebben.
- Tom en ik hebben elkaar drie jaar niet gesproken.
- Tom en ik hebben elkaar al drie jaar niet gesproken.