Examples of using "Trzech" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb drie neven.
- Ik heb drie broers en zussen.
- Ik heb drie broers.
Wij zijn met zijn drieën.
Hij heeft drie zonen.
Zij heeft drie broers.
Tom heeft drie ooms.
Tom heeft drie broers.
Hij heeft drie broers.
Elk van de drie jongens hebben een prijs gewonnen.
Ik woon al drie jaar in Boston.
- De vrede kwam terug na drie jaar oorlog.
- De vrede keerde weer, na drie jaar oorlog.
Verdeel de taart onder jullie drieën.
Ze kan drie talen spreken.
Gisteren zijn drie mannen uit de gevangenis ontsnapt.
Ik woon sinds drie maanden in Australië.
Hij had drie zonen die dokter werden.
- Tom en ik hebben elkaar drie jaar niet gesproken.
- Tom en ik hebben elkaar al drie jaar niet gesproken.
Voor het eerst sinds drie maanden voelen de beren de warmte van de zon.