Translation of "Poszedłem" in Dutch

Poszedłem spać.

Ik ging slapen.

Poszedłem do zoo.

Ik ging naar de dierentuin.

Poszedłem na ryby.

- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.

Poszedłem do banku.

Ik ben naar de bank geweest.

Poszedłem za nim.

Ik volgde hem.

Nie, nie poszedłem.

Neen, ik ben niet gegaan.

Poszedłem do szpitala.

Ik ging naar het ziekenhuis.

Poszedłem do domu.

Ik ging naar huis.

Poszedłem popływać w rzece.

Ik ging zwemmen in de rivier.

Poszedłem dziś do dentysty.

Ik ben vandaag naar de tandarts geweest.

Poszedłem wczoraj do zoo.

Ik ging gisteren naar de dierentuin.

- Ja również poszłam.
- Ja również poszedłem.
- Ja także poszłam.
- Ja także poszedłem.

Ik ging ook.

Poszedłem na piwo z przyjaciółmi.

Ik ben bier wezen drinken met mijn vrienden.

Poszedłem do szpitala zobaczyć żonę.

Ik ging naar het ziekenhuis om mijn vrouw te bezoeken.

Poszedłem na spacer wcześnie rano.

Vroeg in de morgen heb ik een wandeling gedaan.

Poszedłem do zoo z siostrą.

Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.

Po obejrzeniu telewizji poszedłem spać.

Nadat ik tv gekeken had, ging ik naar bed.

Poszedłem wczoraj do ogrodu zoologicznego (zoo).

Ik ging gisteren naar de dierentuin.

Wczoraj poszedłem się kąpać w rzece.

Gisteren ging ik in de rivier zwemmen.

Poszedłem do szpitala zobaczyć się z mamą.

Ik ging naar het ziekenhuis om mijn moeder te zien.

- Poszedłem wczoraj do kina.
- Wczoraj poszłam do kina.

Ik ging gisteren naar de bioscoop.

Po 20 minutach miałem dość i poszedłem wziąć prysznic.

Ik verloor mijn geduld na 20 minuten en ging een douche nemen

Nie poszedłem z Tomem na ryby w zeszły weekend.

Ik ben vorig weekend niet met Tom wezen vissen.

Poszedłem do szpitala, aby dowiedzieć się o jego zdrowie.

Ik ging naar het ziekenhuis om naar zijn gezondheid te vragen.