Examples of using "Maria" in a sentence and their dutch translations:
Ave Maria.
Heilige Maria!
Maria geeft les.
Maria, wat ben je aan het doen?
Ik heb Maria nooit ontmoet.
Maria is biseksueel.
Ik heb Maria nooit ontmoet.
Vandaag is Maria treurig.
Tom troost Maria.
Maria draagt een boerka.
Nicholas en Maria houden van elkaar.
- Pablo en María zijn hier geweest.
- Pablo en Maria waren hier.
Maria heeft lang haar.
Maria is Toms vriendin.
Maria heeft blauwe ogen.
Maria is groot.
Maria is groter dan haar vriendin.
Maria kent de klassieke Chinese teksten uit het hoofd.
Maria verstaat Chinees.
Ik hoorde dat Tom en Maria koppig waren.
Tom zei dat hij weet waar Mary naartoe ging.
Maria heeft lang haar.
Als het warm is, loopt Maria graag op blote voeten.
Tom en Mary wilden hun volledige leven tezamen zijn.
Tom nam aan dat Maria niet bij het feestje zou zijn.
Ik praat liever niet over Maria, dat is een zaak die ik persoonlijk wil houden.
Maria brengt haar ideeën helder en duidelijk over.
Maria was een jaar nadat ze trouwde nog maagd, omdat haar man impotent was.