Examples of using "Insegna" in a sentence and their dutch translations:
- Hij geeft les.
- Hij doceert.
Ze geeft les.
Hij geeft les Engels.
- Wie onderwijst je?
- Wie onderwijst u?
- Wie onderwijst jullie?
Hij leert ons Engels.
Jullie geven les.
- Tom geeft Frans les.
- Tom geeft les in Frans.
Maria geeft les.
Tom geeft les.
Maria geeft les.
Wie leert jou Frans?
Wie leert jou Duits?
Geeft Tom nog steeds Frans?
Tom geeft Franse les in Boston.
Tom leert ons Frans.
Zijn vrouw leert me Italiaans.
Meneer Kato leert ons Engels.
De studenten leren uit de feedback.
Mevrouw Smith geeft Engels op deze school.
Ze leert ons Frans.
Hij geeft niet alleen les Engels, hij schrijft ook romans.
Het merendeel van het onderwijs gebeurt met woorden.
- Jouw vrouw leert me Italiaans.
- Uw vrouw leert me Italiaans.
Dit is een videospel dat dezelfde inhoud aanleert.
Als stelregel kun je aanhouden... ...hoe groter de schorpioen, hoe minder dodelijk.