Examples of using "Stai" in a sentence and their dutch translations:
Luister je?
Je ijlt!
Je liegt.
Hé, hoe gaat het met je?
Slaap je, Tom?
- "Wat doe je?" "Niks."
- "Wat ben je aan het doen?" "Niks."
- Je gaat het proberen.
- Je gaat een poging wagen.
Achteruit.
- Vergeet dat!
- Vergeet het maar!
Ben je aan het kijken?
- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!
Luister je?
- Je bent aan het beven.
- Je beeft.
Sam, wat ben je aan het doen?
Maria, wat ben je aan het doen?
- Wat doe je, papa?
- Wat ben je aan het doen, papa?
- Wat doe je momenteel?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
Wat doe je?
Je liegt.
Hoi, hoe gaat het?
Achteruit.
Pas op.
Hoe gaat het vandaag met je?
Hé, hoe gaat het met je?
Hoe gaat het, Tom?
Slaap je, Tom?
- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?
- Waar kijk je naar?
- Waarnaar kijk je?
- Waarom stotter je?
- Waarom stottert u?
- Waarom stotteren jullie?
Goeienavond, hoe gaat het ermee?
Je hangt mijn voeten uit!
Wat doe je?
- Wat koken jullie?
- Wat zijn jullie aan het koken?
Op wie wacht je?
- Ga daar zitten.
- Zit daar.
- Geef acht!
- Kijk uit.
Je maakt een grapje, niet?
Waarom lach je?
- Kalmeer je!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
Papa, waar ga je heen?
- Huil je?
- Ben je aan het huilen?
- Bent u aan het huilen?
- Huilt u?
Wat ben je aan het doen?
Hoi Mimi! Hoe gaat het?
- Luistert gij eigenlijk wel naar mij?
- Luister je eigenlijk wel naar mij?
- Je bent aan het beven.
- Jullie beven.
Hé, waar ga je heen?
Welk boek lees je?
- En met jou, hoe gaat het met jou?
- En u? Hoe gaat het met u?
- Wat ben je aan het doen?
- Waar ben jij mee bezig?
- Wat ben je nu aan het doen?
- Wat zit je nu te doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Waar zijn jullie mee bezig?
Draag je handschoenen?
Heb je het over werk?
Mond dicht, dommerik!
Blijf gefocust.
- Blijf weg.
- Blijf uit de buurt.
- Blijf hier weg.
Blijf wakker.
Zit stil.
Wat heb je aan?
- Hou u stil.
- Wees stil.
Blijf rustig.
- Wees stil!
- Blijf stil.
Blijf staan!
Ben je "De graaf van Monte-Cristo" aan het lezen?
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
Jullie werken mee.
Kop dicht! Je praat te veel.
Niet bewegen, blijf hier.
Doe je iets speciaals?
Luister je?
- Je neemt me in de maling.
- Je houdt me voor de gek.
Waarom doe je dat, Tom?
Hee jij daar! Wat ben je aan het doen?
Wat doe je hier?
Je verkoopt je ziel.
- Jij stelt domme vragen.
- Je stelt domme vragen.
Je zult zien.
- Jullie liegen!
- Je liegt.
Je bloost!
Je verliest.
- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?
- Studeer je?
- Ben je aan het studeren?
- Studeren jullie?