Examples of using "Gatto" in a sentence and their dutch translations:
- Zoek de kat.
- Vind de kat.
Kijk naar de kat.
Ik wil die kat.
Ik ben een kat.
Ik heb een kat.
Arme kat.
- "Een kat?" vroeg de bejaarde man.
- "Een kat?" vroeg de oude man.
Wat wil de kat?
Is dat een kat?
Ze heeft een kat. De kat is wit.
Waar is de kat?
Ik zou graag een kat hebben.
Jouw kat is zwart.
- De kat is weggelopen.
- De kat rende weg.
- De kat is weggerend.
Dat is mijn kat.
Ze heeft een witte kat.
Hij heeft een witte kat.
Dat is mijn kat.
Ik zou graag een kat hebben.
De kat miauwde.
Is dat een kat?
Kat!
Waar is de kat?
Ik had een kat.
De kat eet.
Ik ben een kat.
- Zoek de kat.
- Vind de kat.
De kat sliep op de tafel.
Zit er een kat op tafel?
- Een kat heeft twee oren.
- De kat heeft twee oren.
Een hond rende achter een kat aan.
Een kat krabde me.
- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.
- Er zit een kat in de keuken.
Ze heeft haar kat Tatoeba genoemd.
Kijk! Er is een kat in de keuken.
De kat sliep op de tafel.
Onder de tafel zit een kat.
Ik moet voor die poes zorgen.
De kat ving een muis.
De kat at de rat.
De kat sliep op de tafel.
Ik heb geen kat.
Het is mijn kat.
Mijn kat blaft.
Arme kat.
Ik zou graag een kat hebben.
De kat is zwart.
Ik heb een witte kat.
De kat is bruin.
De kat is twintig.
Tom had een kat.
We hebben een witte kat.
De kat miauwde.
Is dat een kat?
Die kat is bruin.
De kat slaapt.
Ze heeft een kat.
De kat slaapt op de stoel.
Er zit een kat in mijn huis.
- Op tafel zat een kat.
- Er zat een kat op de tafel.
De kat die je gevonden hebt, is de mijne.
Ik heb een kat en een hond.
We hebben een hond en een kat.
Ik heb een hond en een kat.
Hij heeft een kat en twee honden.
Is dat een kat of een hond?
We hebben een kat en een hond.