Examples of using "Quel" in a sentence and their dutch translations:
Hebt u dat concert opgenomen?
Eet dat brood!
Moet je die rook zien.
Geef me dat boek.
Geef me dat boek terug!
Raak die knop niet aan!
Hij ontkende dat feit.
Ze hebben die tafel gebruikt.
Hoorde je dat geluid?
- Niet op die knop drukken.
- Druk niet op die knop.
Willen jullie dat risico lopen?
Kijk eens naar die koalabeer daar.
Kijk naar die grote hond.
Ik hield van dat boek!
Ik haat die kleur.
Wat is dat geluid?
Ik wil die kat.
Ik hou van dat restaurant.
Slang?
Die film is geweldig.
- Die kerel ergert mij.
- Die vent ergert mij.
- Wie is die kerel?
- Wie is die vent?
Geef mij het boek, alsjeblieft.
Geef me dat boek, alsjeblieft.
Waar heb je dat boek gekocht?
- Waarom hebt gij altijd die hoed op?
- Waarom heb je altijd die hoed op?
- Eet wat je wilt.
- Eet al wat ge wilt.
Waar heb je die jurk gevonden?
- Blijf van die blauwe knop af!
- Druk niet op deze blauwe knop.
Dat boek is van hen.
Ik wil die grafiek zien.
- Die tand doet pijn.
- Deze tand doet pijn.
Ik hou van die hond.
Wie heeft dat museum ontworpen?
Die truc kende ik niet.
Dat kind verveelde zich.
Kom niet in de buurt van die hond.
Neem dat boek voor mij.
Ik haat die film.
Die hond stinkt!
Dat vliegtuig is pas groot!
Verstaat ge wat ik wil zeggen?
Ik kan dat lawaai niet verdragen.
Wat is dit grote nieuwe gebouw?
Ik heb die roman al gelezen.
- Dit stuk speelgoed is van hout.
- Dat speelgoed is van hout gemaakt.
Dan is in dat kasteel geboren.
Die winkel ging failliet.
Waar gaat dat boek over?
Ik zal dat boek zelf houden.
Op dat moment was ik nog wakker.
Wat is dat voor geluid? Vleermuizen.
motiveren we die leider niet
Deze jongen is intelligent.
Kijk naar die grote hond.
Die muur is koud.
Die jongen eet niet.
Dat kasteel is mooi.
Dat boek is oud.
Die baby is Tom.
Dat boek was interessant.
Die hond is groot.
Dat woordenboek is van mij.
We moeten die bus nemen.
Dat boek is klein.
Dat mes snijdt goed.
Zo'n resultaat was voorspelbaar.
- Die waterpijp lekt.
- Die waterleiding lekt.
Ik hield van dat boek!
Wie is die jongen?
- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.
Die kat is bruin.
Die planeet implodeerde.
Dit kind weent altijd.
Ik wil die film zien.
Raak die knop niet aan!
Ze heeft deze pen bij die winkel gekocht.
Dan, en pas dan, komt er hoop.
- Dat boek is het lezen waard.
- Dat boek is de moeite waard om te lezen.
Voor zover ik weet, is hij schuldig.
Ik heb dat boek altijd al willen lezen.
Is er brood te koop in deze winkel?
Dat kind wierp een steen naar de hond.
En toen had ik door
Ik weet hoe krachtig die boodschap was.
Alles leek toen... DAG 304
Is die prijs inclusief btw?
Kijk mij niet zo aan!
Dat restaurant is te duur.
Deze dag zal de geschiedenis ingaan.