Examples of using "Deve" in a sentence and their dutch translations:
Hoort dat te gebeuren?
Het moet weggehaald worden.
Hij moet dood.
Hij moet van je houden.
- Je kunt niet anders dan Tom aardig vinden.
- U kunt niet anders dan Tom aardig vinden.
- Jullie kunnen niet anders dan Tom aardig vinden.
Het moet weggehaald worden.
Tom moet blijven.
Hij moet de klok herstellen.
- Hij is veel geld schuldig.
- Hij is veel geld verschuldigd.
- Zij is veel geld schuldig.
- Zij is veel geld verschuldigd.
Hij moet ervoor gaan.
Hij moet handelen.
Zij moet het gisteren gedaan hebben.
Hij moet morgen daarheen gaan.
Moet IJsland lid worden van de EU?
Tom moet voorzichtiger zijn.
Alles zal moeten veranderen
Hij moet oppassen.
Ze moet daarnaartoe.
Er moet iemand spreken.
- De mens moet werken.
- Een mens moet werken.
Tom moet betalen.
Tom moet werken!
Toegang geweigerd.
Zeg tegen haar dat ze op moet staan!
Tom hoeft zich geen zorgen te maken daarover.
- Tom moet heel fier zijn.
- Tom moet zeer trots zijn.
- Tom moet erg trots zijn.
Een van ons tweeën moet het doen.
Ze moet wel erg hard gewerkt hebben.
Hij moet minstens 35 jaar oud zijn.
Het hoeft niet zo te gaan.
Het leven moet beginnen --
Hij moet zijn energie sparen.
Vis moet zwemmen.
Zeg hem waar hij naartoe moet.
Tom komt vast uit Australië.
Een mens moet werken.
- Tom moet zich eenzaam voelen.
- Tom moet eenzaam zijn.
- Tom voelt zich waarschijnlijk eenzaam.
Het hoeft niet zo te eindigen.
Ieder mens moet sterven.
Ieder mens moet sterven.
Tom moet hulp zoeken.
De koningin moet sterven.
Hij moet haar broer zijn.
Hij is me veel geld schuldig.
Het land moet heel mooi zijn.
Uw tand moet getrokken worden.
De garnaal moet oppassen.
Ze moet zo veel mogelijk hamsteren.
moet er een als eerste omvallen,
Een man moet eerlijk zijn.
Deze fiets moet hersteld worden.
Tom moet dat nu niet doen.
Je moet je eigen lot kiezen.
Tom moet naar het ziekenhuis.
Nick is mij tien dollar verschuldigd.
Iemand moet de prijs betalen.
Ze moet ergens zijn.
Hij heeft waarschijnlijk de trein gemist.
Maar ze moet doorlopen. Haar kudde moet de stad uit voor het ochtendverkeer begint.
- U bent veel geld verschuldigd.
- Jullie zijn veel geld verschuldigd.
Je moet gaan.
Ge moet hem helpen.
Er moet iets zijn dat je kan doen.
- Moet je weg?
- Moet je weggaan?
- Moet je gaan?
Je moet haar helpen.
- Je moet je haasten.
- Je moet opschieten.
- U moet opschieten.
- Jullie moeten opschieten.
- Jullie moet je haasten.
Voor de overlever... ...goed nieuws.
Ze moet wachten op de duisternis.
Ze moet terugkeren om hem te vinden... Alleen.
Dit mannetje moet zijn stem vinden.
Een mannelijke krulhaarvogelspin moet oppassen.
Dat is goed voor ons overlevers...
Er moet nog een andere weg zijn.
Ja, je moet.
Mijn vader moet het werk doen.
De vergaderzaal moet schoon zijn.
Je moet mij helpen.
Moet Tom thuisblijven vandaag?
Hij hoeft dat niet te doen.
Je moet luisteren.
Je moet opstaan.
- Je moet gaan.
- Je moet vertrekken.