Translation of "Cucinando" in Dutch

- Cosa stai cucinando?
- Cosa state cucinando?
- Cosa sta cucinando?

- Wat kook je?
- Wat koken jullie?
- Wat zijn jullie aan het koken?

- Stai cucinando stasera?
- Sta cucinando stasera?
- State cucinando stasera?

Kook jij vanavond?

- Sto cucinando.
- Io sto cucinando.

Ik kook.

- Stanno cucinando.
- Loro stanno cucinando.

- Ze koken.
- Zij koken.

- Sto cucinando ora.
- Io sto cucinando ora.
- Sto cucinando adesso.
- Io sto cucinando adesso.

- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.

- Sta cucinando ora.
- Lei sta cucinando ora.
- Sta cucinando adesso.
- Lei sta cucinando adesso.

- Ze is nu aan het koken.
- Ze kookt nu.

- Sta cucinando ora.
- Sta cucinando adesso.

- Hij is nu aan het koken.
- Hij kookt nu.

- Sto cucinando ora.
- Io sto cucinando ora.

- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.

Tom sta cucinando.

- Tom is aan het koken.
- Tom kookt.

Cosa stai cucinando?

- Wat koken jullie?
- Wat zijn jullie aan het koken?

La mamma sta cucinando in cucina.

Moeder is in de keuken aan het koken.

Mia moglie sta cucinando in questo momento.

Mijn vrouw is nu aan het koken.

- Tom sta facendo bollire un uovo.
- Tom sta cucinando un uovo.
- Tom sta cuocendo un uovo.

Thomas kookt een ei.