Examples of using "Abitano" in a sentence and their dutch translations:
Zij wonen in Oekraïne.
Zij wonen in een huis.
Waar wonen ze?
Ze wonen hier al tien jaar.
Waar wonen je ouders?
Zij wonen in Oekraïne.
Ze wonen in Belfast.
- Twintig families leven hier.
- Hier wonen twintig gezinnen.
Ze wonen in deze stad.
Zij wonen in een huis.
...en geheime levens onthullen...
Zij wonen dicht bij de school.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Ze wonen aan de overkant van de rivier.
Ze wonen beneden.
Zij wonen in Helsinki, Finland.
Wonen er veel mensen in jouw stad?
Hij pikt warmtebeelden op van het landschap en de dieren daarin.
Mijn kinderen wonen in Boston.
Veel esperantisten wonen in Hongarije.
De mensen die hier wonen zijn onze vrienden.
In het paleis wonen de koning en de koningin.
Meer mensen wonen in het noordelijke gedeelte van de stad.
Tom heeft twee broers die in Boston wonen.
Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen.