Examples of using "Nagy" in a sentence and their dutch translations:
Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
Mijn huis is groot.
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Hij is heel geleerd.
God is groot.
Het is te groot.
Hoe groot is het?
Tom is groot.
- Je bent groot.
- U bent groot.
- Jullie zijn groot.
Knuffel!
- Ik ben lang.
- Ik ben belangrijk.
Rusland is groot.
- Wat is het toch groot!
- Het is zo groot!
Ik heb een groot probleem.
Hoe groot is uw familie?
Hij is een grote jongen.
Was er veel schade?
- Jouw huis is groot.
- Uw huis is groot.
- Jullie huis is groot.
Oekraïne is een groot land.
Dat huis is groot.
Ik woon in een grote stad.
Wat een grote hond!
Er is een groot probleem.
Ik heb een grote hond.
Deze boom is lang.
Het was zeer populair.
Dit was een groot succes.
Witte haaien.
Wat een grote supermarkt!
Ze hebben een groot huis.
Het boek is groot.
Hij heeft een grote mond.
Het is de grote.
- Heb je een grote familie?
- Heb jij een grote familie?
Hij is bekend als een groot schilder.
- Is jouw huis groot?
- Is uw huis groot?
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Het is te groot.
Canada is een groot land.
- Ze heeft grote borsten.
- Zij heeft grote borsten.
Hij verdient een hoog salaris.
Rijkelijk leven.
- Ik heb een grote hond.
- Mijn hond is groot.
Hoe groot?
De beer is groot.
De wereld is groot.
- Amerika is heel groot.
- Amerika is erg groot.
Ik heb een groot huis.
Groot of klein?
Ik heb een groot gezin.
Tokio is een grote stad.
Duitsland is een groot land.
We hebben een grote tuin.
Mijn lepel is te groot!
Je hebt een heel grote kamer.
We hebben een ruime keuze aan boeken.
Het was allemaal een grote leugen.
Ik wil in een grote stad leven.
die vastligt aan een paar treinwielen.
hoe groot of hoe klein,
En ik ging naar haar met veel enthousiasme
Maar hij heeft een groot probleem.
Ik keek in zijn grote, glanzende ogen.
Zijn dood is een groot verlies.
Ik raakte verdwaald in de menigte.
Volgens mij is hij een geweldige schrijver.
Tom heeft een grote penis.
Mary heeft grote ogen.
Japan heeft een hoge bevolkingsdichtheid.
Meneer White's tuin is groot.
Hoe groot is Toms huis?
Oekraïne is een groot land.
Ik ben geen echte reiziger.
Mijn lepel is te groot!
Ik heb een grote hond.
Die hond is groot.
Tom heeft een groot probleem.
Ik had erge trek.
Gewoonte is een grote heer.
Zijn overjas had grote zakken.
Dit is een groot huis.
We hebben een groot probleem.
Het is een groot plan.
Het is een grote eer hem te leren kennen.
Hij verdient een hoog salaris.
Deze hond is groot.