Examples of using "Családom" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Mijn familie is klein.
Ik heb een familie.
Ik heb geen gezin.
Ik heb een familie.
Mijn familie komt uit Maleisië.
Mijn familie is rijk.
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Mijn familie is klein.
Ik heb een groot gezin.
Mijn familie hoopte op een jongen,
Waar is mijn gezin?
Hier woont mijn familie.
Mijn familie is niet rijk.
Mijn familie woonde in een hut.
Mijn familie is niet rijk.
Mijn familie is erg trots op me.
Mijn familie gaat elke winter skiën.
Mijn gezin bestaat uit vier personen.
Maar mijn familie wist niet hoe dit moest.
Ik mis mijn familie en mijn land.
en moest ik extra maatregelen nemen om mijn gezin te beschermen.
In mijn gezin zijn er negen personen.
Maakt je zorgen om je familie, je kind. Ik had me nooit echt om dieren bekommerd.