Examples of using "Kalapot" in a sentence and their dutch translations:
Ze draagt een hoed.
- Ik heb een hoed gekocht.
- Ik kocht een hoed.
Hij kocht een hoed.
- Ze draagt een hoed.
- Ze heeft een hoed op.
Tom heeft altijd een hoed op.
Hij zette een hoed op.
Tom heeft altijd een hoed op.
Tom droeg een spijkerbroek en een cowboyhoed.
Ze droeg een zwarte hoed.
Tom droeg cowboylaarzen en een cowboyhoed.
Ze zocht een hoed uit die bij de nieuwe jurk paste.
- Ik merkte dat ze een nieuwe hoed droeg.
- Ik merkte dat ze een nieuwe hoed gedragen had.
Thuis is de vrouw de baas.
In de kamer staan bedden, vastgeschroefd aan de vloer. Daarop zitten en liggen mensen in blauwe ziekenhuiskleding en net als vroeger met mutsjes op. Dat zijn de gekken.