Examples of using "Visel" in a sentence and their dutch translations:
Ze draagt mooie kleren.
Ze draagt een blauwe jurk.
Wat heeft Tom aan?
Ze draagt een dure halsketting.
- Ze draagt een panty.
- Ze draagt kousen.
Tom draagt een pruik.
- De jongen draagt een bril.
- Het jongetje draagt een bril.
Maria draagt geen bh.
Hij draagt altijd een donkere bril.
Tom draagt een paar nieuwe schoenen.
Tom draagt nooit roze.
Maria draagt dikwijls schoenen met hoge hakken.
Tom draagt witte sokken.
Mary draagt een blauwe jurk.
Tom draagt vaak laarzen.
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
De prinses draagt een gouden diadeem.
- Tom draagt een oranje shirt.
- Tom draagt een oranje overhemd.
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
Ze draagt een hoed.
Tom heeft altijd een hoed op.
Bijna een derde van alle kantoormedewerkers draagt een bril.
De politieagent draagt een gasmasker.
Tom draagt eenvoudige kleren.
Ze is altijd in het zwart gekleed.
De wereld is een groot bal waar iedereen een masker draagt.