Examples of using "Mindig" in a sentence and their dutch translations:
Je bent altijd te laat.
Ze glimlacht altijd.
Ik ben altijd laat.
Je bent altijd te laat.
Ze is altijd in het zwart gekleed.
- Zeg steeds de waarheid.
- Zeg altijd de waarheid.
Bijna altijd.
Hij is altijd punctueel.
- Je staart altijd.
- Je bent altijd aan het staren.
Hij is altijd bezig.
Ze lacht altijd.
Jij zingt altijd.
We blijven hopen.
Bijna altijd.
Hij verliest altijd.
Ze spreekt altijd Engels.
Er is altijd hoop.
Hij is nog steeds boos.
Ik heb altijd van je gehouden.
- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.
Men kan altijd wel tijd vinden.
Zij kleedt zich altijd in het zwart.
Ik zal altijd van je houden.
Je kunt altijd op Tom rekenen.
Waarom ik altijd?
Hij werkt altijd hard.
Ze spreekt altijd Engels.
Mijn moeder is altijd bezig.
Ik hou nog steeds van je.
Dat helpt altijd.
Hij zal voor altijd van haar houden.
Je kunt niet altijd winnen.
Ik haat je nog steeds.
Er zijn altijd uitzonderingen.
Ik ben nog steeds duizelig.
Ik heb altijd honger.
Ik eet altijd gezond.
Ik sta altijd op om zes uur.
Op elk moment.
Speel je nog steeds gitaar?
Altijd rechtdoor!
Hij komt altijd op tijd.
Ik ben op vakantie geweest.
Je drinkt altijd alleen.
Ze zijn nog steeds aan het zoenen.
- Tom liegt constant.
- Tom is altijd aan het liegen.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.
Ze glimlacht altijd.
Ze houdt nog steeds van hem.
Ze glimlacht altijd naar mij.
Je bent altijd te laat.
Hij is altijd bij mij.
Mijn vader is altijd bezig.
Hij wist het vanaf het begin.
Ik ben altijd moe.
- Slaap je nog?
- Ben je nog steeds aan het slapen?
- Lig je nog steeds te slapen?
Hij hield altijd zijn beloften.
Er is altijd iets gaande hier.
Je bent nog steeds vrijgezel, niet waar?
In de zomer slaap ik altijd met het venster open.
's Zondags zijn we niet altijd thuis.
er is iets wat je kunt doen om het te verminderen.
Het werkt iedere keer, niet?
We deden altijd alles samen.
Daar ben momenteel ik mee bezig.
De heuvel is altijd groen.
Van toen af aan zijn we vrienden geworden.
Ik loop altijd naar school.
Ze ziet er altijd bleek uit.
Hij verliest steeds zijn paraplu.
Ik sta altijd op om zes uur.
Ik wil nog steeds gaan.
Hij is bijna altijd thuis.
Stimuli helpen altijd.
Hij klaagt altijd over zijn lage salaris.
We moeten altijd meer betalen.
Ik kom altijd om zes uur thuis.
- Tom huilt nog steeds.
- Tom is nog steeds aan het huilen.
Tom heeft altijd een hoed op.
Thuis las hij altijd liggend.
Ik zal altijd van je houden.
Blijf geloven.
Tom heeft altijd een hoed op.
- Houd je nog steeds van Tom?
- Hou je nog steeds van Tom?
Zij geeft altijd direct antwoord.