Examples of using "Wäsche" in a sentence and their dutch translations:
Is mijn was klaar?
- Na het wassen, breng het in vorm.
- Na het wassen, haal de kreukels eruit.
Ik hang de was op.
- Waarom was jij mijn was?
- Waarom doe jij mijn was?
- Ik moet een boel wassen in het weekend.
- Tijdens het weekend heb ik veel te wassen.
Ze hing de was op om te drogen.
Ik ga de was binnenhalen voordat het gaat regenen.
Je moet je vuile was niet buiten hangen.
Het wasgoed met de hand wassen is vermoeiend en tijdrovend.
Ik moet de was doen zolang er nog zon is.
Op een warme dag als deze is de was in een wip en een gouw droog.
Oei, het regent! Wat nu? Ik heb juist de was uitgehangen.