Examples of using "Virus" in a sentence and their dutch translations:
Het is geen virus.
Een virus heeft Toms computer besmet.
Het virus begint te muteren.
Tom heeft het virus niet.
Zoenen kan het virus verspreiden.
En dat zorgt ervoor dat het virus zich minder makkelijk verspreid.
Het virus verspreidt zich snel.
Een virus heeft Toms computer besmet.
hoe goed mogelijk het is dat we het allemaal kunnen krijgen.
Zou het een virus kunnen zijn?
Het virus is kroonvormig.
Het virus kan worden overgedragen door te kussen.
Angela Merkel testte negatief op het virus.
Geen enkel menselijk imuunsysteem heeft dit virus ooit gezien.
Een griepprik bevat antistoffen die het H1N1-virus bestrijden.
De verspreiding van het aidsvirus gaat alsmaar sneller.
Zo ziet een virus eruit, zoals het coronavirus er uit ziet
Zika heeft bijvoorbeeld een R-naught van 6.6.
Het virus is er nog steeds en kan u en anderen ziek maken.
Je kunt geïnfecteerd zijn en dus voor een lange tijd onbewust anderen besmetten,
De mensen in het Duitse Schmallenberg zijn boos omdat een virus naar hun stad is vernoemd.