Examples of using "Küssen" in a sentence and their dutch translations:
Laat ons zoenen.
Ik zou je graag kussen.
Ik zou je graag kussen.
Ik wil je zoenen.
Mag ik je een kus geven?
Zij wil hem kussen.
Hij wil haar kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Ik zou je graag kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Zoenen kan het virus verspreiden.
U mag nu de bruid kussen.
Ik kan je nu niet kussen.
Ik zou Maria graag een keer willen kussen.
Kus Tom.
Kus me!
Hij wou niet ophouden haar te kussen.
Het virus kan worden overgedragen door te kussen.
Tom wilde zich niet laten kussen door Mary.
Ga toch iemand anders kussen!
Je lippen fascineren me zo, ik moet je simpelweg kussen.
Tom stond op het punt Maria te kussen toen zijn moeder de kamer binnenkwam.
Ik wou u al kussen van toen ik u zag.
Natuurlijk wou ik je niet kussen, ik wou enkel zien hoe je zou reageren.
Ik wil je zoenen.
Het leek alsof hij me ging kussen.
Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.