Examples of using "Sonne" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou van de zon.
De zon scheen helder.
De zon schijnt.
Schijnt de zon?
- De zon gaat weldra onder.
- De zon gaat zo onder.
Zal er zon zijn morgen?
- De zon gaat al op.
- De zon komt al op.
De zon gaat onder.
De zon komt op.
Vandaag schijnt de zon.
- Ik hou van de zon.
- Ik ben dol op de zon.
- Ik ben gek op de zon.
Ik haat de zon.
Ik ben jouw zon.
De zon is rood.
- Ik hou van de zon.
- Ik ben dol op de zon.
- Ik ben gek op de zon.
De zon is groot.
Waar is de zon?
De zon is geel.
Ik heb de zon nodig.
Hier schijnt de zon.
De planeten omcirkelen de zon.
- Er is niets nieuws onder de zon.
- Niets nieuws onder de zon.
De aarde draait rond de zon.
Het is tijd om van de opwarmende zon te genieten...
In de zon.
De aarde draait rond de zon.
- De zon gaat weldra onder.
- De zon gaat zo onder.
De zon schijnt niet altijd.
De zon heeft negen planeten.
De zon deed de sneeuw smelten.
De zon komt nu op.
Er is geen nieuwe zon.
- De zon gaat al op.
- De zon komt al op.
Ik hou echt van de zon.
De zon gaat zo onder.
De zon bruint mijn huid.
Planeten draaien om de zon.
De zon is een ster.
"Soleil" betekent zon in het Frans.
IJs smelt in de zon.
Zal er zon zijn morgen?
- O, alles is net als altijd.
- Niets nieuws onder de zon.
De zon komt al op.
Zal er zon zijn morgen?
De zon verbergt zich achter de wolken.
- De zon gaat onder over twee uur.
- Binnen twee uur gaat de zon onder.
- De zon gaat onder over twee uur.
- Binnen twee uur gaat de zon onder.
En we wachten tot de zon ondergaat.
Eindelijk glijdt de zon voorbij de horizon...
De zon aan de horizon is prachtig.
De zon is nog niet op.
Zonder zon is er geen leven!