Examples of using "Lest" in a sentence and their dutch translations:
Jullie lezen.
Wat lezen jullie?
Lezen jullie de Bijbel?
- Je leest.
- Jullie lezen.
- U leest.
Lees alstublieft de alinea op pagina 22.
Wat jullie zien en wat jullie lezen, is niet wat er gebeurt.
- Jullie lezen.
- U leest.
Je leest een boek.
Lees deze instructies.
Lees dit nu.
Lees dit eerst.
- Welke krant lees jij?
- Welke krant leest u?
Je leest een boek.
- Leest u de Bijbel?
- Lees je de Bijbel?
- Lezen jullie de Bijbel?
Wat voor boeken hou je van?
- Lees de instructies aandachtig.
- Lees de aanwijzingen aandachtig.
- Lees de voetnoot onderaan de bladzijde.
- Lees de voetnoot.