Examples of using "Jünger" in a sentence and their dutch translations:
- Je ziet er jonger uit.
- Jij ziet er jonger uit.
- U ziet er jonger uit.
- Jullie zien er jonger uit.
We worden niet jonger.
Zij wil er jonger uitzien.
Tom wil er jonger uitzien.
Toen waren we jonger.
U ziet er jonger uit.
Gij zijt niet jonger dan ik.
Tom is veel jonger dan jij.
Ze is veel jonger dan Tom.
Ze is jonger dan zijn dochter.
Ben je jonger dan hij?
Edward is jonger dan Robert.
Zij is jonger dan ik.
Was jij jonger dan Ellen?
Ik ben jonger dan hij.
Wie is de jongste, hij of ik?
Tom is veel jonger dan Mary.
Alexander is niet jonger dan Vladimir.
Hij is veel jonger dan Tom.
Mijn zus is jonger dan ik.
Ik ben veel jonger dan Tom.
Ze is veel jonger dan Tom.
Tom is veel jonger dan Mary.
Tom is veel jonger dan jij.
Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.
Ze is twee jaar jonger dan ik.
Ze is vijf jaar jonger dan ik.
Sam is twee jaar jonger dan Tom.
Ze is drie jaar jonger dan Mary.
Ik zag er steeds jonger uit.
Ik ben drie jaar jonger dan hij.
- Ik zwom sneller toen ik jong was.
- Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.
Hij is drie jaar jonger dan papa.
Tom is niet veel jonger dan Maria.
Jij bent twee jaar jonger dan Tom.
Ze is twee jaar jonger dan hij.
Hij is twee jaar jonger dan ik.
Toms vrouw is jonger dan zijn dochter.
Tom is jonger dan Maria, nietwaar?
Als ik jonger was zou ik in het buitenland gaan studeren.
Jimmy is twee jaar jonger dan ik.
Mijn vader is twee jaar jonger dan mijn moeder.
Ze is maar een paar jaar jonger dan ik.
Hij is heel jong. Hij is veel jonger dan Tom.
Hij is hoogstens 2 of 3 jaar jonger dan ik.
Je moet niet vergeten dat ze jonger is dan jij.
- Ik zwom sneller toen ik jong was.
- Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.
De laatste keer, toen ik je zag, was je veel jonger!
Tom en Maria hadden hadden altijd ruzie toen ze jonger waren.
Als je je kapsel zou veranderen, dan zou je er tien jaar jonger kunnen uitzien.