Examples of using "Froh" in a sentence and their dutch translations:
- Wees gelukkig!
- Wees blij!
Iedereen was blij.
Wees blij!
Wees blij!
Tom is blij.
Mary was blij.
We zijn gelukkig.
Iedereen was gelukkig.
Ben je blij?
Laten we blij zijn!
Wees blij!
Aangenaam.
- Ik voelde me zeer gelukkig.
- Ik voelde me heel gelukkig.
Je moet blij zijn.
Daar ben ik blij om.
We zijn blij dat we Tom hier hebben.
We waren allemaal zo gelukkig.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik ben blij je ontmoet te hebben.
- Gelukkig zij die van bloemen houden.
- Blij zijn zij die van bloemen houden.
Ben je blij?
Hij zou blij zijn dat te horen.
Iedereen was gelukkig.
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
- Ik ben zo blij dat je hier bent.
- Ik ben zo blij dat u hier bent.
- Ik ben zo blij dat jullie hier zijn.
Ik ben blij je hier te zien.
Ik ben blij dat alles voorbij is.
Aangename kennismaking.
Ik ben blij dat ik er was.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik ben heel blij u te ontmoeten.
Ik ben blij je ontmoet te hebben.
Ik ben blij dat je gelukkig bent.
Ik ben blij u te leren kennen.
Ik was blij je succes te vernemen.
Ik ben zo blij dat je hier bent.
Ik ben blij dat jullie nog hier zijn.
Ik ben blij dat ik daar niet was.
Ik ben blij dat jullie er allemaal zijn.
Ik ben heel blij dat ik daar niet was.
Tom is blij dat hij niet in jouw schoenen staat.
Ik was heel blij mijn oude vriend terug te zien.
Het is verwonderlijk, maar toch zijn we hier allemaal vrolijk.
Ik ben echt blij dat wij elkaar hebben leren kennen.
De twee meisjes dansten naar hartelust, vrolijk en vrij.
Tom was blij om Mary's stem door de telefoon te horen.
Ik ben blij te horen dat je je niet ernstig verwond hebt.
Ik kan zelfs niet zeggen hoe blij ik was dat te horen.
- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?
- Zijn jullie gelukkig?
- Bent u gelukkig?
- Bent u blij?
- Zijn jullie blij?
Ik was nog nooit van mijn leven zo blij aardappelen te zien.
Ik ben blij haar te zien.
- We zijn blij om je weer te zien.
- We zijn blij om u weer te zien.
- We zijn blij om jullie weer te zien.
Ik ben heel blij je te zien.
- Als je sterft, zal ik blij zijn.
- Wanneer u doodgaat, zal ik me verheugen.
- Hij was erg blij.
- Hij was erg gelukkig.
Dat hoor ik graag.
In eerste instantie schaamde ik mij dat ik zo een vraag gesteld had, maar later was ik blij, want door het antwoord kreeg ik het gevoel dat ik wijzer geworden was.