Translation of "Erinnerst" in Dutch

Erinnerst du dich?

Weet je nog?

- Erinnerst du dich an nichts?
- Erinnerst du dich an nichts mehr?

Herinner je je aan niets meer?

Plötzlich erinnerst du dich daran,

Plotseling herinner je je

Woran erinnerst du dich noch?

- Wat herinner je je?
- Wat herinnert u zich?
- Wat herinneren jullie je?

Erinnerst du dich an mich?

Herinner je je mij nog?

Du erinnerst mich an meine Mutter.

Je doet me denken aan mijn moeder.

Du erinnerst mich an deine Mutter.

Je doet me denken aan je moeder.

Erinnerst du dich noch an mich?

Herinner je je mij nog?

Erinnerst du dich an nichts mehr?

Herinner je je aan niets meer?

Erinnerst du dich nicht an sie?

Herinner je je hen niet?

Erinnerst du dich noch an Herrn Saitō?

Herinner je je meneer Saito?

Erinnerst du dich nicht an meinen Namen?

Herinner je je mijn naam niet?

Erinnerst du dich noch, wie Blumen riechen?

Herinner je je nog hoe bloemen ruiken?

Du erinnerst dich besser an Dinge als ich.

Jij herinnert je de dingen gemakkelijker dan ik.

Erinnerst du dich nicht, was gestern passiert ist?

- Weet je niet meer wat er gisteren is gebeurd?
- Herinner je je niet wat er gisteren is gebeurd?

- Erinnerst du dich an mich?
- Erinnerst du dich noch an mich?
- Kennst du mich noch?
- Erinnern Sie sich an mich?

- Herinner je je mij nog?
- Ken je me nog?

- Erinnerst du dich?
- Erinnert ihr euch?
- Erinnern Sie sich?

Weet je nog?

- Erinnerst du dich an das?
- Erinnern Sie sich daran?

- Herinner je je dat?
- Weet je dat nog?

- Erinnerst du dich noch an mich?
- Kennst du mich noch?

- Herinner je je mij nog?
- Ken je me nog?

- Hast du dir das gemerkt?
- Erinnerst du dich noch daran?

Weet je dat nog?

Dass du dich wieder daran erinnerst, dass du das Meer bist.

waardoor je je herinnert dat je de zee bent.

Erinnerst du dich, wann ich dich zum letzten Mal gesehen habe?

Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?

Erinnerst du dich nicht mehr an das, was du gesagt hast?

Kan je het niet meer herinneren wat je hebt gezegd?

- Erinnerst du dich an den Tag, an dem wir uns getroffen haben?
- Erinnerst du dich an den Tag, als wir uns zum ersten Mal getroffen haben?

- Herinner je je de dag nog dat we elkaar voor het eerst ontmoet hebben?
- Herinner je je de dag nog dat wij elkaar hebben leren kennen?

Oder weil du dich wirklich aus dem Innen heraus an etwas erinnerst,

of omdat je je echt iets herinnert --

- Du erinnerst mich an deine Mutter.
- Sie erinnern mich an Ihre Mutter.

- Je doet me denken aan je moeder.
- U doet me denken aan uw moeder.

- Du erinnerst mich an deinen Bruder.
- Sie erinnern mich an Ihren Bruder.

- Je doet me aan jouw broer denken.
- Je herinnert me aan jouw broer.

- Sie erinnern mich an meine Mutter.
- Du erinnerst mich an meine Mutter.

Je doet me denken aan mijn moeder.

Erinnerst du dich an den Tag, an dem wir den Unfall gesehen haben?

Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?

Du erinnerst dich vielleicht nicht an mich, ich erinnere mich aber an dich.

Waarschijnlijk herinner je je mij niet meer, maar ik herinner me je wel.

Erinnerst du dich an den Tag, als wir uns zum ersten Mal getroffen haben?

- Herinner je je de dag nog dat we elkaar voor het eerst ontmoet hebben?
- Herinner je je de dag nog dat wij elkaar hebben leren kennen?

- Erinnerst du dich nicht an meinen Namen?
- Erinnern Sie sich nicht an meinen Namen?

Herinner je je mijn naam niet?

Erinnerst du dich noch an den Vornamen deiner Großmutter? - Nein, ich nannte sie nur immer Oma.

Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.

- Erinnerst du dich, wann ich dich zum letzten Mal gesehen habe?
- Erinnern Sie sich, wann ich Sie das letzte Mal gesehen habe?

Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?