Examples of using "Deins" in a sentence and their dutch translations:
Laat me de jouwe zien!
Het is van jou?
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Welke is van jou?
Het is van jou?
Het is van jou.
Is dit van jou?
- Het is van jou?
- Het is van u?
- Het is van jullie?
Het is van jou.
- Dit is jouw probleem niet, het is het mijne.
- Dit is niet jouw probleem, het is het mijne.
Deze jurk is goedkoper dan die van jou.
Mijn stokbrood is groter dan het jouwe.
Dit is van mij, en dit is van jou.
Dit woordenboek is net zo nuttig als het jouwe.
Onze auto is drie jaar ouder dan de uwe.
Mijn kamer is drie keer zo groot als de uwe.
Dit boek is van jou.
Is dit van jou?
- Welk boek is van u?
- Welk boek is van jou?
- Dat is mijn probleem, niet die van jou.
- Dat is mijn probleem, niet die van u.
Dit boek is van jou.
De jouwe is groter dan de mijne.
Die van jou is daar.